Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 11 maart 2019

Uittreksel uit arrest nr. 137{/2018 van 11 oktober 2018 Rolnummer 6931 In zake : de vordering tot schorsing van de artikelen 11 en 26 van de wet van 6 maart 2018 ter verbetering van de verkeersveiligheid Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. L(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2019201054
pub.
11/03/2019
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 137{/2018 van 11 oktober 2018 Rolnummer 6931 In zake : de vordering tot schorsing van de artikelen 11 en 26 van de wet van 6 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/03/2018 pub. 15/03/2018 numac 2018010649 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet ter verbetering van de verkeersveiligheid sluiten ter verbetering van de verkeersveiligheid (wijzigingen van artikel 38 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968), ingesteld door O. V.D.E. Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de vordering en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 23 mei 2018 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 24 mei 2018, heeft O. V.D.E., bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. L. De Groote, advocaat bij de balie te Gent, een vordering tot schorsing ingesteld van de artikelen 11 en 26 van de wet van 6 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/03/2018 pub. 15/03/2018 numac 2018010649 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet ter verbetering van de verkeersveiligheid sluiten ter verbetering van de verkeersveiligheid (wijzigingen van artikel 38 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968), bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 15 maart 2018.

Bij hetzelfde verzoekschrift vordert de verzoekende partij eveneens de vernietiging van dezelfde wetsbepalingen. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepalingen B.1.1. De verzoekende partij vordert de schorsing van de artikelen 11 en 26 van de wet van 6 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/03/2018 pub. 15/03/2018 numac 2018010649 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet ter verbetering van de verkeersveiligheid sluiten ter verbetering van de verkeersveiligheid (hierna : de wet van 6 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/03/2018 pub. 15/03/2018 numac 2018010649 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet ter verbetering van de verkeersveiligheid sluiten). Uit het verzoekschrift blijkt evenwel dat enkel artikel 11, 6°, en artikel 26, eerste lid, van de voormelde wet worden beoogd. Het Hof beperkt zijn onderzoek bijgevolg tot die bepalingen.

B.1.2. Artikel 11, 6°, van de wet van 6 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/03/2018 pub. 15/03/2018 numac 2018010649 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet ter verbetering van de verkeersveiligheid sluiten vervangt artikel 38, § 6, van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 (hierna : Wegverkeerswet) als volgt : « De rechter moet het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig van ten minste drie maanden uitspreken en het herstel van het recht tot sturen afhankelijk maken van het slagen voor de vier examens en onderzoeken bedoeld in § 3, eerste lid, wanneer de schuldige, in de periode van drie jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan voor één of meer van de overtredingen bedoeld in de artikelen 29, § 1, eerste lid, 29, § 3, derde lid, 30, §§ 1, 2 en 3, 33, §§ 1 en 2, 34, § 2, 35, 37, 37bis, § 1, 48, 62bis of artikel 22 van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen opnieuw wordt veroordeeld voor één van deze overtredingen.

Wanneer de schuldige binnen drie jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis, waarin toepassing is gemaakt van het eerste lid, en dat in kracht van gewijsde is gegaan voor één van de in het eerste lid bedoelde overtredingen, opnieuw veroordeeld wordt voor één of meer van deze overtredingen, bedraagt het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig ten minste zes maanden en is het herstel van het recht tot sturen afhankelijk van het slagen voor de vier examens en onderzoeken bedoeld in § 3, eerste lid.

Wanneer de schuldige binnen drie jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis, waarin toepassing is gemaakt van het tweede lid, en dat in kracht van gewijsde is gegaan voor één van de in het eerste lid bedoelde overtredingen, opnieuw veroordeeld wordt voor één of meer van deze overtredingen, bedraagt het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig ten minste negen maanden en is het herstel van het recht tot sturen afhankelijk van het slagen voor de vier examens en onderzoeken bedoeld in § 3, eerste lid ».

B.1.3. Artikel 26 van de wet van 6 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/03/2018 pub. 15/03/2018 numac 2018010649 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet ter verbetering van de verkeersveiligheid sluiten bepaalt : « Deze wet treedt in werking op 15 februari 2018, met uitzondering van de artikelen 10, 14, 16 en 20, en artikel 25, 2°, die in werking treden op 1 juli 2018.

Artikel 37/1, § 1, van de gecoördineerde wetten van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, zoals vervangen bij artikel 10, geldt enkel voor de feiten gepleegd na de inwerkingtreding ervan ».

B.1.4. Vóór de wijziging ervan bij de bestreden bepaling luidde artikel 38, § 6, van de Wegverkeerswet : « Behoudens in geval van artikel 37/1, eerste lid, moet de rechter het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig van ten minste 3 maanden uitspreken, en het herstel van het recht tot sturen afhankelijk maken van het slagen voor de vier examens en onderzoeken bedoeld in § 3, eerste lid, wanneer de schuldige, in de periode van 3 jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan voor één van de overtredingen bedoeld in de artikelen 29, § 1, eerste lid, 29, § 3, derde lid, 30, §§ 1, 2 en 3, 33, §§ 1 en 2, 34, § 2, 35, 37, 37bis, § 1, 48 en 62bis, opnieuw één van deze overtredingen begaat.

Wanneer de schuldige binnen 3 jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan voor één van de in het eerste lid bedoelde overtredingen, twee van deze overtredingen opnieuw begaat, bedraagt het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig ten minste 6 maanden en is het herstel van het recht tot sturen afhankelijk van het slagen voor de vier examens en onderzoeken bedoeld in § 3, eerste lid.

Wanneer de schuldige binnen 3 jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan voor één van de in het eerste lid bedoelde overtredingen, drie of meer van deze overtredingen opnieuw begaat, bedraagt het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig ten minste 9 maanden en is het herstel van het recht tot sturen afhankelijk van het slagen voor de vier examens en onderzoeken bedoeld in § 3, eerste lid ».

B.2. Artikel 38, § 6, van de Wegverkeerswet verplicht de rechter ertoe een recidiverende beklaagde te veroordelen tot het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig en het herstel van het recht tot sturen afhankelijk te maken van het slagen voor een theoretisch en een praktisch examen alsook voor een geneeskundig en een psychologisch onderzoek.

Sinds de wijziging ervan bij de bestreden bepalingen wordt niet langer het aantal nieuwe overtredingen in aanmerking genomen om de graad van recidive te bepalen, maar wel het aantal nieuwe veroordelingen. Voorts wordt het rijden zonder aansprakelijkheidsverzekering toegevoegd aan de lijst van de in artikel 38, § 6, beoogde overtredingen en wordt recidive bij het rijden onder invloed van alcohol strenger bestraft, doordat naast het verval van het recht tot sturen en het slagen voor de vier examens en onderzoeken, ook een alcoholslot kan worden opgelegd.

Ten aanzien van de vordering tot schorsing B.3. Naar luid van artikel 20, 1°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof dient aan twee grondvoorwaarden te zijn voldaan opdat tot schorsing kan worden besloten : - de middelen die worden aangevoerd moeten ernstig zijn; - de onmiddellijke uitvoering van de bestreden maatregel moet een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kunnen berokkenen.

Daar de twee voorwaarden cumulatief zijn, leidt de vaststelling dat een van die voorwaarden niet is vervuld tot verwerping van de vordering tot schorsing.

Wat betreft het risico van een moeilijk te herstellen ernstig nadeel B.4. De schorsing van een wetsbepaling door het Hof moet het mogelijk maken te vermijden dat, voor de verzoekende partij, een ernstig nadeel voortvloeit uit de onmiddellijke toepassing van de bestreden normen, nadeel dat niet of moeilijk zou kunnen worden hersteld in geval van een vernietiging van die normen.

B.5. Met betrekking tot het risico van een moeilijk te herstellen ernstig nadeel voert de verzoekende partij aan dat zij, met toepassing van een retroactief ingevoerde wet, dreigt te worden veroordeeld in staat van herhaling, indien de bestreden bepalingen niet onmiddellijk worden geschorst. Een veroordeling in laatste aanleg zou een moeilijk te herstellen ernstig nadeel veroorzaken.

B.6. Het bestreden artikel 11, 6°, van de wet van 6 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/03/2018 pub. 15/03/2018 numac 2018010649 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet ter verbetering van de verkeersveiligheid sluiten is overeenkomstig artikel 26, eerste lid, van diezelfde wet in werking getreden op 15 februari 2018 en heeft derhalve terugwerkende kracht.

B.7.1. De vervallenverklaring van het recht tot sturen is een straf.

Artikel 2 van het Strafwetboek bepaalt : « Geen misdrijf kan worden gestraft met straffen die bij de wet niet waren gesteld voordat het misdrijf werd gepleegd.

Indien de straf, ten tijde van het vonnis bepaald, verschilt van die welke ten tijde van het misdrijf was bepaald, wordt de minst zware straf toegepast ».

B.7.2. Hoewel het bestreden artikel 11, 6°, van de wet van 6 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/03/2018 pub. 15/03/2018 numac 2018010649 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet ter verbetering van de verkeersveiligheid sluiten met terugwerkende kracht werd ingevoerd, kan het overeenkomstig artikel 2, eerste lid, van het Strafwetboek niet van toepassing zijn op de situatie van de verzoekende partij, nu de feiten waarvoor zij wordt vervolgd, werden gepleegd vóór 15 februari 2018.

Mocht de rechter ten gronde evenwel, in tegenstelling tot wat de verzoekende partij betoogt, vaststellen dat de straf die op grond van de bestreden bepaling moet worden uitgesproken gunstiger uitvalt voor de beklaagde dan de straf die ten tijde van het misdrijf was bepaald, dan dient hij de minst zware straf toe te passen (artikel 2, tweede lid, van het Strafwetboek).

B.7.3. In geen geval kan de onmiddellijke toepassing van de bestreden bepalingen de verzoekende partij derhalve een nadeel berokkenen, voor wat het verval van het recht tot sturen betreft.

B.8.1. In tegenstelling tot het verval van het recht tot sturen is de verplichting om te slagen voor een theoretisch en een praktisch examen en voor een geneeskundig en een psychologisch onderzoek om het herstel in het recht tot sturen te verkrijgen nadat het verval van het recht tot sturen bij vonnis is uitgesproken, geen strafrechtelijke sanctie, maar een preventieve beveiligingsmaatregel die een doel van algemeen belang nastreeft. Die examens en onderzoeken maken het immers mogelijk na te gaan of de medische en psychologische toestand van gevaarlijke bestuurders, voldoet aan de wettelijke minimumnormen voor het besturen van een voertuig in alle veiligheid, teneinde het risico van herhaling te beperken en de verkeersveiligheid te waarborgen.

B.8.2. Een dergelijke maatregel valt niet onder het toepassingsgebied van artikel 2 van het Strafwetboek.

B.9. De verzoekende partij voert tot staving van het moeilijk te herstellen ernstig nadeel aan dat zij werd gedagvaard wegens het begaan van overtredingen zoals bedoeld in artikel 38, § 6, van de Wegverkeerswet en dat zij dreigt te worden veroordeeld op basis van de bestreden bepalingen, indien zij niet worden geschorst.

B.10.1. Een dergelijke veroordeling zou tot gevolg hebben dat de verzoekende partij een theoretisch en een praktisch examen opnieuw zou moeten afleggen en een geneeskundig en een psychologisch onderzoek opnieuw zou moeten ondergaan alvorens te worden hersteld in het recht tot sturen.

B.10.2. Zonder dat het noodzakelijk is om na te gaan of het opnieuw afleggen of ondergaan van de voormelde examens en onderzoeken een ernstig nadeel vormt dat de schorsing van de bestreden bepalingen kan verantwoorden, volstaat het vast te stellen dat, zoals de verzoekende partij zelf aangeeft, de verplichting om die beveiligingsmaatregel op te leggen ook reeds bestond in artikel 38, § 6, van de Wegverkeerswet vóór de wijziging ervan bij artikel 11, 6°, van de bestreden wet.

B.10.3. Hieruit vloeit voort dat een schorsing van de bestreden bepalingen een dergelijk nadeel niet zou kunnen voorkomen, wanneer de verzoekende partij zou worden veroordeeld vóór het Hof zich ten gronde over het beroep tot vernietiging zal uitspreken.

B.11. Vermits niet is voldaan aan een van de in B.3 vermelde voorwaarden, dient de vordering tot schorsing te worden verworpen.

Om die redenen, het Hof verwerpt de vordering tot schorsing.

Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 11 oktober 2018.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, A. Alen

^