Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 17 april 2020

Uittreksel uit arrest nr. 173/2019 van 7 november 2019 Rolnummer 7204 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 114 van de wet van 5 mei 2019 « houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de w Het Grondwettelijk Hof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter A. Alen en de rechters T. Me(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2019205409
pub.
17/04/2020
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 173/2019 van 7 november 2019 Rolnummer 7204 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 114 van de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2019 pub. 24/05/2019 numac 2019030435 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek sluiten « houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek », ingesteld door Luc Lamine.

Het Grondwettelijk Hof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter A. Alen en de rechters T. Merckx-Van Goey en P. Nihoul, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 12 juni 2019 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 13 juni 2019, heeft Luc Lamine beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 114 van de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2019 pub. 24/05/2019 numac 2019030435 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek sluiten « houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 24 mei 2019).

Op 26 juni 2019 hebben de rechters-verslaggevers T. Merckx-Van Goey en P. Nihoul, met toepassing van artikel 71, eerste lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, de voorzitter ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht aan het Hof, zitting houdende in beperkte kamer, voor te stellen een arrest te wijzen waarin wordt vastgesteld dat het beroep tot vernietiging klaarblijkelijk niet ontvankelijk is. (...) II. In rechte (...) B.1. De verzoekende partij vordert de vernietiging van artikel 114 van de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2019 pub. 24/05/2019 numac 2019030435 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek sluiten « houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek ».

B.2. De bestreden bepaling vervangt artikel 29bis van de wet van 2 augustus 1974 « betreffende de wedden van de titularissen van sommige openbare ambten, van de bedienaars van de erkende erediensten en van de afgevaardigden van de Centrale Vrijzinnige Raad », waarbij de jaarwedden van de door het Rijk bezoldigde bedienaars van de islamitische eredienst worden vastgesteld.

Met de bestreden bepaling heeft de wetgever, op verzoek van het Executief van de Moslims van België, drie nieuwe functies opgenomen in de nomenclatuur van de bedienaars van de islamitische eredienst, namelijk die van adviseur, van theoloog en van predikant, evenals hun jaarwedde bepaald (Parl. St., Kamer, 2018-2019, DOC 54-3515/001, p. 137).

B.3. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof vereisen dat elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt, doet blijken van een belang. Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt; bijgevolg is de actio popularis niet toelaatbaar.

B.4.1. De verzoekende partij voert een « zwaar moreel nadeel » aan, in zoverre zij belastingen zal moeten betalen « om een groep te steunen die haar onder bedreiging met de dood wil onderwerpen aan een vernederend statuut ».

Voorts beroept de verzoekende partij zich op het arrest nr. 110/99 van 14 oktober 1999, waarin het Hof zou hebben beslist dat eenieder belang erbij heeft om bepalingen te doen vernietigen die van die aard zijn dat zij de nagedachtenis van de Holocaust nadelig kunnen beïnvloeden.

Dit zou het geval zijn voor de bestreden bepaling, die voorziet in de financiering van de bedienaars van de islam, aangezien de Holocaust door die religie zou worden voorgesteld « als een waardevol iets dat het openen van de Poorten van het Paradijs voor de moslims en hun overleden voorouders dichterbij heeft gebracht ».

Tot slot zou de bestreden bepaling rechtstreeks raken aan een dermate essentieel aspect van de democratische rechtsstaat, namelijk het recht om niet te worden onderworpen aan vernederende behandelingen in de zin van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, dat de vrijwaring ervan alle burgers aanbelangt. De islamitische eredienst zou daaraan afbreuk doen, doordat hij zijn gelovigen zou aanzetten om de joden, de christenen en de zoroastriërs te vernederen.

B.4.2. Die door de verzoekende partij aangevoerde elementen volstaan niet ter verantwoording van het vereiste belang om de vernietiging te vorderen van de bestreden bepaling.

Wat betreft het persoonlijk belang van de verzoekende partij om in rechte te treden, toont zij niet aan dat haar situatie rechtstreeks en ongunstig wordt geraakt door de bestreden bepaling. Het feit dat zij die bepaling afkeurt op grond van een eigen appreciatie of op grond van de gevoelens die deze bepaling bij haar oproept, kan niet worden aangehouden ter verantwoording van het vereiste belang.

Voorts maakt de verzoekende partij niet aannemelijk dat de bestreden wet afbreuk dreigt te doen aan een aspect van de democratische rechtsstaat dat dermate essentieel is dat de vrijwaring ervan alle burgers aanbelangt. Wat betreft de verwijzing naar het arrest nr. 110/99 van 14 oktober 1999, waarin het Hof heeft geoordeeld dat « eenieder belang erbij [heeft] om bepalingen te doen vernietigen die van die aard zijn dat zij de nagedachtenis van de genocide [die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd] nadelig kunnen beïnvloeden », dient te worden vastgesteld dat geenszins blijkt dat de bestreden bepaling een dergelijke draagwijdte heeft of een dergelijk gevolg zou kunnen hebben.

B.5.1. In haar memorie met verantwoording voert de verzoekende partij, voor het eerst, een schending aan van bepalingen van het recht van de Europese Unie. Zij verzoekt het Hof een prejudiciële vraag over de uitlegging van die bepalingen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie te stellen.

B.5.2. Het staat niet aan de verzoekende partij in haar memorie met verantwoording de middelen van het beroep zoals door haarzelf omschreven in het verzoekschrift, te wijzigen. Een bezwaar dat in een memorie met verantwoording wordt aangebracht maar dat verschilt van datgene dat in het verzoekschrift is geformuleerd, is dan ook een nieuw middel en is onontvankelijk.

Er dient bijgevolg niet te worden ingegaan op de vraag van de verzoekende partij om aan het Hof van Justitie van de Europese Unie een prejudiciële vraag te stellen.

B.6. Het beroep tot vernietiging is klaarblijkelijk niet ontvankelijk wegens ontstentenis van het vereiste belang.

Om die redenen, het Hof, beperkte kamer, met eenparigheid van stemmen uitspraak doende, verwerpt het beroep.

Aldus gewezen in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 7 november 2019.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, A. Alen

^