Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 18 juni 2020

Uittreksel uit arrest nr. 63/2020 van 7 mei 2020 Rolnummer 7216 In zake : de prejudiciële vragen over artikel 38, § 6, van de wet van 16 maart 1968 « betreffende de politie over het wegverkeer », zoals vervangen bij artikel 11, 6°, van d Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. L(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2020202292
pub.
18/06/2020
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 63/2020 van 7 mei 2020 Rolnummer 7216 In zake : de prejudiciële vragen over artikel 38, § 6, van de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten « betreffende de politie over het wegverkeer », zoals vervangen bij artikel 11, 6°, van de wet van 6 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/03/2018 pub. 15/03/2018 numac 2018010649 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet ter verbetering van de verkeersveiligheid sluiten « ter verbetering van de verkeersveiligheid », gesteld door de Politierechtbank te Eupen, afdeling Eupen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman en M. Pâques, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging Bij vonnis van 14 juni 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 21 juni 2019, heeft de Politierechtbank te Eupen, afdeling Eupen, de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 38, § 6, van de op 16 maart 1968 gecoördineerde wet betreffende de politie over het wegverkeer, zoals vervangen bij artikel 11, 6°, van de wet van 6 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/03/2018 pub. 15/03/2018 numac 2018010649 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet ter verbetering van de verkeersveiligheid sluiten ter verbetering van de verkeersveiligheid, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 15 maart 2018 en met toepassing van artikel 26 van die wet in werking getreden op 15 februari 2018, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 12 van de Grondwet, met artikel 7, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 15, lid 1, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, in die zin geïnterpreteerd dat er sprake is van de herhaling bedoeld in artikel 38, § 6, van de op 16 maart 1968 gecoördineerde wet betreffende de politie over het wegverkeer wanneer het misdrijf wordt begaan binnen een termijn van drie jaar na een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan en waarbij de beklaagde is veroordeeld voor een overtreding van artikel 38, § 6, van de op 16 maart 1968 gecoördineerde wet betreffende de politie over het wegverkeer, ofschoon : - de tekst van die bepaling erin voorziet dat er sprake is van herhaling overeenkomstig artikel 38, § 6, van de op 16 maart 1968 gecoördineerde wet betreffende de politie over het wegverkeer wanneer een persoon binnen een termijn van drie jaar na een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan, opnieuw wordt veroordeeld voor een van de misdrijven bedoeld in die bepaling, en - alle andere personen, met toepassing van artikel 2 van het Strafwetboek, artikel 7, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en artikel 15, lid 1, van Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, het voordeel genieten van de voor hen meest gunstige wet die heeft bestaan sinds het begaan van het strafbare feit tot aan de uitspraak van het vonnis ? 2. Schendt artikel 38, § 6, van de op 16 maart 1968 gecoördineerde wet betreffende de politie over het wegverkeer, zoals vervangen bij artikel 11, 6°, van de wet van 6 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/03/2018 pub. 15/03/2018 numac 2018010649 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet ter verbetering van de verkeersveiligheid sluiten ter verbetering van de verkeersveiligheid, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 15 maart 2018 en met toepassing van artikel 26 van die wet in werking getreden op 15 februari 2018, de artikelen 10 en 11 of artikel 12 van de Grondwet, in zoverre het het wettigheidsbeginsel miskent ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. Artikel 38, § 6, van de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten « betreffende de politie over het wegverkeer » (hierna : de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten) strekt ertoe de duur te regelen van het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig dat een rechter moet uitspreken.

Een dergelijk verval is een straf in de zin van het Strafwetboek.

B.2.1. Artikel 38, § 6, van de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten werd in de loop der jaren meerdere malen vervangen.

B.2.2. Oorspronkelijk bepaalde artikel 38, § 6, van de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten, ingevoegd bij artikel 9, 4°, van de wet van 9 maart 2014 « tot wijziging van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, van de wet van 21 juni 1985 betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen en van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen » : « Behoudens in geval van artikel 37/1, eerste lid, moet de rechter het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig van ten minste 3 maanden uitspreken, en het herstel van het recht tot sturen afhankelijk maken van het slagen voor de vier examens en onderzoeken bedoeld in § 3, eerste lid, wanneer de schuldige, in de periode van 3 jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan voor één van de overtredingen bedoeld in de artikelen 29, § 1, eerste lid, 29, § 3, derde lid, 30, § § 1, 2 en 3, 33, § § 1 en 2, 34, § 2, 35, 37, 37bis, § 1, 48 en 62bis, opnieuw één van deze overtredingen begaat.

Wanneer de schuldige binnen 3 jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan voor één van de in het eerste lid bedoelde overtredingen, twee van deze overtredingen opnieuw begaat, bedraagt het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig ten minste 6 maanden en is het herstel van het recht tot sturen afhankelijk van het slagen voor de vier examens en onderzoeken bedoeld in § 3, eerste lid.

Wanneer de schuldige binnen 3 jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan voor één van de in het eerste lid bedoelde overtredingen, drie of meer van deze overtredingen opnieuw begaat, bedraagt het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig ten minste 9 maanden en is het herstel van het recht tot sturen afhankelijk van het slagen voor de vier examens en onderzoeken bedoeld in § 3, eerste lid ».

Die bepaling is in werking getreden op 1 januari 2015 (artikel 8 van het koninklijk besluit van 10 juni 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/06/2014 pub. 17/06/2014 numac 2014014160 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 april 2007 betreffende de ademtesttoestellen en de ademanalysetoestellen sluiten « tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 april 2007 betreffende de ademtesttoestellen en de ademanalysetoestellen », gewijzigd bij artikel 1 van een koninklijk besluit van 21 juli 2014).

B.2.3. Bij artikel 11, 6°, van de wet van 6 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/03/2018 pub. 15/03/2018 numac 2018010649 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet ter verbetering van de verkeersveiligheid sluiten « ter verbetering van de verkeersveiligheid » (hierna : de wet van 6 maart 2018) wordt artikel 38, § 6, van de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten vervangen door de volgende bepaling : « De rechter moet het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig van ten minste drie maanden uitspreken en het herstel van het recht tot sturen afhankelijk maken van het slagen voor de vier examens en onderzoeken bedoeld in § 3, eerste lid, wanneer de schuldige, in de periode van drie jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan voor één of meer van de overtredingen bedoeld in de artikelen 29, § 1, eerste lid, 29, § 3, derde lid, 30, § § 1, 2 en 3, 33, § § 1 en 2, 34, § 2, 35, 37, 37bis, § 1, 48, 62bis of artikel 22 van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen opnieuw wordt veroordeeld voor één van deze overtredingen. Wanneer de schuldige binnen drie jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis, waarin toepassing is gemaakt van het eerste lid, en dat in kracht van gewijsde is gegaan voor één van de in het eerste lid bedoelde overtredingen, opnieuw veroordeeld wordt voor één of meer van deze overtredingen, bedraagt het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig ten minste zes maanden en is het herstel van het recht tot sturen afhankelijk van het slagen voor de vier examens en onderzoeken bedoeld in § 3, eerste lid.

Wanneer de schuldige binnen drie jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis, waarin toepassing is gemaakt van het tweede lid, en dat in kracht van gewijsde is gegaan voor één van de in het eerste lid bedoelde overtredingen, opnieuw veroordeeld wordt voor één of meer van deze overtredingen, bedraagt het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig ten minste negen maanden en is het herstel van het recht tot sturen afhankelijk van het slagen voor de vier examens en onderzoeken bedoeld in § 3, eerste lid ».

B.2.4. Artikel 26, eerste lid, van de wet van 6 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/03/2018 pub. 15/03/2018 numac 2018010649 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet ter verbetering van de verkeersveiligheid sluiten, die in het Belgisch Staatsblad van 15 maart 2018 is bekendgemaakt, bepaalt : « Deze wet treedt in werking op 15 februari 2018, met uitzondering van de artikelen 10, 14, 16 en 20, en artikel 25, 2°, die in werking treden op 1 juli 2018 ».

B.2.5. Bij artikel 2 van de wet van 2 september 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/09/2018 pub. 02/10/2018 numac 2018040680 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet tot wijziging van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer wat de verbeurdverklaring en immobilisering van voertuigen betreft type wet prom. 02/09/2018 pub. 19/09/2019 numac 2019014376 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer wat de verbeurdverklaring en immobilisering van voertuigen betreft. - Duitse vertaling sluiten « tot wijziging van de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten betreffende de politie over het wegverkeer wat de verbeurdverklaring en immobilisering van voertuigen betreft » wordt de tweede versie van artikel 38, § 6, van de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten vervangen door de volgende bepaling : « De rechter moet het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig van ten minste drie maanden uitspreken en het herstel van het recht tot sturen afhankelijk maken van het slagen voor de vier examens en onderzoeken bedoeld in § 3, eerste lid, wanneer de schuldige, na een veroordeling met toepassing van de artikelen 29, § 1, eerste lid, 29, § 3, derde lid, 30, § § 1, 2 en 3, 33, § § 1 en 2, 34, § 2, 35, 37, 37bis, § 1, 48, 62bis of artikel 22 van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, één van deze bepalingen binnen drie jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan, opnieuw overtreedt.

In geval van herhaling binnen drie jaar na een veroordeling waarin toepassing is gemaakt van het eerste lid, en die in kracht van gewijsde is gegaan voor één van de in het eerste lid bedoelde overtredingen, bedraagt het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig ten minste zes maanden en is het herstel van het recht tot sturen afhankelijk van het slagen voor de vier examens en onderzoeken bedoeld in § 3, eerste lid.

In geval van nieuwe herhaling binnen drie jaar na een veroordeling waarin toepassing is gemaakt van het tweede lid of dit lid, en die in kracht van gewijsde is gegaan voor één van de in het eerste lid bedoelde overtredingen, bedraagt het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig ten minste negen maanden en is het herstel van het recht tot sturen afhankelijk van het slagen voor de vier examens en onderzoeken bedoeld in § 3, eerste lid ».

Aangezien zij in het Belgisch Staatsblad van 2 oktober 2018 is bekendgemaakt, is die derde versie van artikel 38, § 6, van de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten in werking getreden op de tiende dag vanaf de dag van de bekendmaking ervan, zijnde op 12 oktober 2018, krachtens artikel 4 van de wet van 31 mei 1961 « betreffende het gebruik der talen in wetgevingszaken, het opmaken, bekendmaken en inwerkingtreden van wetten en verordeningen ».

B.2.6. Artikel 38, § 6, van de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten werd ten slotte nog gewijzigd bij artikel 2, 1°, van de wet van 8 mei 2019 « tot wijziging van de op 16 maart 1968 gecoördineerde wet betreffende de politie over het wegverkeer en tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering », maar die wijziging heeft geen invloed op de onderhavige zaak.

B.3.1. De prejudiciële vragen betreffen de - in B.2.3 aangehaalde - tweede versie van artikel 38, § 6, van de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten, die, zoals uit het voorgaande volgt, uitwerking heeft gehad van 15 februari 2018 tot en met 11 oktober 2018.

B.3.2. Volgens het eerste lid van die versie van artikel 38, § 6, van de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten moet de rechter het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig van ten minste drie maanden uitspreken en het herstel van het recht tot sturen afhankelijk maken van het slagen voor de vier examens en onderzoeken bedoeld in paragraaf 3, eerste lid, van dat artikel, wanneer de schuldige, in de periode van drie jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan voor één of meer van de overtredingen bedoeld in de in die bepaling opgesomde artikelen, « opnieuw wordt veroordeeld » voor één van die overtredingen.

Volgens de eerste en de derde versie van artikel 38, § 6, eerste lid, van de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten moet de rechter het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig van ten minste drie maanden uitspreken en het herstel van het recht tot sturen afhankelijk maken van het slagen voor de desbetreffende examens en onderzoeken, wanneer de betrokkene, in de voormelde periode van drie jaar, één van de in die bepaling opgesomde artikelen opnieuw overtreedt.

B.3.3. Volgens een letterlijke lezing van de tweede versie van artikel 38, § 6, eerste lid, van de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten is het antwoord op de vraag of er al dan niet sprake is van herhaling aldus afhankelijk van het tijdstip waarop de beklaagde opnieuw wordt veroordeeld, terwijl het antwoord op die vraag volgens de eerste en de derde versie van dat artikel afhankelijk is van het tijdstip waarop een nieuwe overtreding wordt begaan.

B.4. De verwijzende rechter legt de tweede versie van artikel 38, § 6, eerste lid, van de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten evenwel aan het Hof voor, in de interpretatie dat er sprake is van herhaling wanneer de nieuwe overtreding wordt begaan in de periode van drie jaar te rekenen van de dag van een vorig veroordelend vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan. Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat die interpretatie is gebaseerd op rechtspraak van het Hof van Cassatie.

B.5. Het Hof wordt gevraagd of de in het geding zijnde bepaling, in de voormelde interpretatie, al dan niet bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 12 ervan, met artikel 7, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 15, lid 1, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, doordat bepaalde categorieën van personen het recht op de toepassing van de meest gunstige strafbepaling wordt ontzegd (eerste prejudiciële vraag).

Het Hof wordt eveneens gevraagd of die bepaling, in de voormelde interpretatie, al dan niet bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 of artikel 12 van de Grondwet, « in zoverre [die bepaling] het wettigheidsbeginsel miskent » (tweede prejudiciële vraag).

B.6. In tegenstelling tot wat de procureur des Konings bij de Politierechtbank te Eupen aanvoert, wordt het Hof niet gevraagd de rechtspraak van het Hof van Cassatie te toetsen aan de in de prejudiciële vragen vermelde referentienormen, maar de in het geding zijnde bepaling, in de voormelde interpretatie, aan die normen te toetsen.

De exceptie van de procureur des Konings bij de Politierechtbank te Eupen wordt verworpen.

B.7.1. De Ministerraad voert aan dat de tweede prejudiciële vraag geen antwoord behoeft, omdat uit de verwijzingsbeslissing niet kan worden afgeleid welk verschil in behandeling precies wordt beoogd.

B.7.2. Wanneer het Hof wordt gevraagd of een wetskrachtige bepaling bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met een grondwettelijke of verdragsrechtelijke bepaling waarin een grondrecht wordt gewaarborgd, moet de categorie van personen van wie dat grondrecht zou zijn geschonden, worden vergeleken met de categorie van personen voor wie dat grondrecht is gewaarborgd.

Te dezen wordt het Hof gevraagd of de in het geding zijnde bepaling al dan niet bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 of artikel 12 van de Grondwet, « in zoverre [die bepaling] het wettigheidsbeginsel miskent ». Die vraag kan worden begrepen in die zin dat, wat de artikelen 10 en 11 van de Grondwet betreft, de categorie van personen van wie de grondrechten die voortvloeien uit het wettigheidsbeginsel in strafzaken zouden zijn geschonden, dient te worden vergeleken met de categorie van personen voor wie die grondrechten zijn gewaarborgd en dat, wat artikel 12 van de Grondwet betreft, de in het geding zijnde bepaling rechtstreeks dient te worden getoetst aan dat grondwetsartikel. Uit de door de Ministerraad bij het Hof ingediende memorie blijkt dat hij de kans heeft gehad om zijn standpunten ter zake uiteen te zetten.

De exceptie van de Ministerraad wordt verworpen.

B.8.1. Artikel 12, tweede lid, van de Grondwet bepaalt : « Niemand kan worden vervolgd dan in de gevallen die de wet bepaalt en in de vorm die zij voorschrijft ».

B.8.2. Door aan de wetgevende macht de bevoegdheid te verlenen om te bepalen in welke gevallen strafvervolging mogelijk is, waarborgt artikel 12, tweede lid, van de Grondwet aan elke rechtsonderhorige dat geen enkele gedraging strafbaar zal worden gesteld dan krachtens regels aangenomen door een democratisch verkozen beraadslagende vergadering.

Het wettigheidsbeginsel in strafzaken dat uit de voormelde grondwetsbepaling voortvloeit, gaat bovendien uit van de idee dat de strafwet moet worden geformuleerd in bewoordingen op grond waarvan eenieder, op het ogenblik waarop hij een gedrag aanneemt, kan uitmaken of dat gedrag al dan niet strafbaar is. Het vereist dat de wetgever in voldoende nauwkeurige, duidelijke en rechtszekerheid biedende bewoordingen bepaalt welke feiten strafbaar worden gesteld, zodat, enerzijds, diegene die een gedrag aanneemt, vooraf op afdoende wijze kan inschatten wat het strafrechtelijke gevolg van dat gedrag zal zijn en, anderzijds, aan de rechter geen al te grote beoordelingsbevoegdheid wordt gelaten.

Het wettigheidsbeginsel in strafzaken staat evenwel niet eraan in de weg dat de wet aan de rechter een beoordelingsbevoegdheid toekent. Er dient immers rekening te worden gehouden met het algemene karakter van de wetten, de uiteenlopende situaties waarop zij van toepassing zijn en de evolutie van de gedragingen die zij bestraffen.

Aan het vereiste dat een misdrijf duidelijk moet worden omschreven in de wet is voldaan wanneer de rechtzoekende, op basis van de bewoordingen van de relevante bepaling en, indien nodig, met behulp van de interpretatie daarvan door de rechtscolleges, kan weten voor welke handelingen en welke verzuimen hij strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld.

Enkel bij het onderzoek van een specifieke strafbepaling is het mogelijk om, rekening houdend met de elementen eigen aan de misdrijven die zij wil bestraffen, te bepalen of de door de wetgever gehanteerde algemene bewoordingen zo vaag zijn dat ze het strafrechtelijk wettigheidsbeginsel zouden schenden.

B.8.3. In zoverre het bij artikel 12, tweede lid, van de Grondwet gewaarborgde wettigheidsbeginsel, zoals is vermeld in B.8.2, beoogt diegene die een gedrag aanneemt, in staat te stellen om vooraf op afdoende wijze te kunnen inschatten wat het strafrechtelijke gevolg van dat gedrag zal zijn, hangt dat beginsel nauw samen met het wettigheidsbeginsel, gewaarborgd bij artikel 14 van de Grondwet, dat bepaalt : « Geen straf kan worden ingevoerd of toegepast dan krachtens de wet ».

B.9.1. De artikelen 10 en 11 van de Grondwet hebben een algemene draagwijdte. Zij verbieden elke discriminatie, ongeacht de oorsprong ervan : de grondwettelijke regels van de gelijkheid en van de niet-discriminatie zijn toepasselijk ten aanzien van alle rechten en alle vrijheden, met inbegrip van die welke voortvloeien uit internationale verdragen die België binden.

B.9.2. Artikel 7, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt : « Niemand kan worden veroordeeld wegens een handelen of nalaten, dat geen strafbaar feit naar nationaal of internationaal recht uitmaakte ten tijde dat het handelen of nalaten geschiedde. Evenmin zal een zwaardere straf worden opgelegd dan die welke ten tijde van het begaan van het strafbare feit van toepassing was ».

Artikel 15, lid 1, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten bepaalt : « Niemand kan worden veroordeeld wegens een handelen of nalaten, dat geen strafbaar feit naar nationaal of internationaal recht uitmaakte ten tijde dat het handelen of nalaten geschiedde. Evenmin, mag een zwaardere straf worden opgelegd dan die welke ten tijde van het begaan van het strafbare feit van toepassing was. Indien, na het begaan van het strafbare feit de wet mocht voorzien in de oplegging van een lichtere straf, dient de overtreder daarvan te profiteren ».

B.9.3. Uit de voormelde verdragsbepalingen vloeit onder meer voort dat de beklaagde van een misdrijf niet kan worden onderworpen aan een zwaardere straf dan die welke ten tijde van het begaan van het strafbare feit van toepassing was. Die bepalingen hebben aldus een gelijksoortige draagwijdte als artikel 2, tweede lid, van het Strafwetboek, dat bepaalt : « Indien de straf, ten tijde van het vonnis bepaald, verschilt van die welke ten tijde van het misdrijf was bepaald, wordt de minst zware straf toegepast ».

B.10. De feiten die de beklaagde voor de verwijzende rechter ten laste worden gelegd, werden gepleegd op 13 juli 2018, ogenblik waarop de tweede versie van artikel 38, § 6, van de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten van toepassing was. De verwijzende rechter dient zich over de ten laste gelegde feiten uit te spreken na de inwerkingtreding van het in B.2.5 vermelde artikel 2 van de wet van 2 september 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/09/2018 pub. 02/10/2018 numac 2018040680 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet tot wijziging van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer wat de verbeurdverklaring en immobilisering van voertuigen betreft type wet prom. 02/09/2018 pub. 19/09/2019 numac 2019014376 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer wat de verbeurdverklaring en immobilisering van voertuigen betreft. - Duitse vertaling sluiten, dat de tweede versie van artikel 38, § 6, van de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten heeft vervangen door de derde versie ervan.

B.11.1. Met betrekking tot de tweede versie van artikel 38, § 6, van de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten heeft het Hof van Cassatie geoordeeld : « Uit de parlementaire voorbereiding van de wijzigende wet van 6 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/03/2018 pub. 15/03/2018 numac 2018010649 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet ter verbetering van de verkeersveiligheid sluiten blijkt de bedoeling van de wetgever om, eensdeels, aan de lijst van overtredingen een nieuwe overtreding toe te voegen, namelijk de inbreuk op artikel 22 [van de wet van 21 november 1989 ' betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen '], en, anderdeels, de uitzondering te schrappen ingeval de rechter artikel 37/1 Wegverkeerswet toepast. Ook blijkt dat de wetgever het nodig vond om de formulering van de bepaling licht aan te passen teneinde toepassingsproblemen te vermijden en aldus besliste dat niet het aantal overtredingen in aanmerking diende te worden genomen om de aard van de strafverzwaring (enkelvoudig, dubbel, driedubbel) te bepalen, maar wel het aantal voorafgaande veroordelingen.

Uit de parlementaire voorbereiding van de wijzigende wet van 2 september 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/09/2018 pub. 02/10/2018 numac 2018040680 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet tot wijziging van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer wat de verbeurdverklaring en immobilisering van voertuigen betreft type wet prom. 02/09/2018 pub. 19/09/2019 numac 2019014376 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer wat de verbeurdverklaring en immobilisering van voertuigen betreft. - Duitse vertaling sluiten blijkt expliciet dat de wetgever een nieuwe aanpassing van artikel 38, § 6, eerste lid, Wegverkeerswet nodig achtte omdat de voorgaande wijziging had geleid tot een gebrek aan duidelijkheid door als tweede voorwaarde voor de toestand van strafverzwaring een nieuwe veroordeling te eisen en niet het begaan van een nieuwe overtreding.

Uit het geheel van de vermelde parlementaire voorbereidingen volgt dat de wetgever niet de bedoeling had om het aannemen van de toestand van strafverzwaring afhankelijk te maken van een veroordelend vonnis wegens een van de vermelde overtredingen dat niet ouder is dan drie jaar. Er blijkt dus geen gewijzigd inzicht van de wetgever voor wat betreft de voorwaarden voor strafverzwaring » (Cass., 9 april 2019, P.18.1208.N. In vergelijkbare zin : Cass., 30 januari 2019, P.18.0879.F; 3 april 2019, P.18.1224.F).

B.11.2. De in de aangehaalde arresten van het Hof van Cassatie vervatte rechtspraak had betrekking op de veroordeling van een beklaagde op het ogenblik dat de tweede, dan wel de derde versie van artikel 38, § 6, van de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten van toepassing was, voor nieuwe feiten gepleegd in de periode waarin de eerste versie van dat artikel van toepassing was.

B.11.3. Met betrekking tot het recht op de toepassing van de meest gunstige strafbepaling, zoals gewaarborgd bij artikel 2, tweede lid, van het Strafwetboek, artikel 7, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en artikel 15, lid 1, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, heeft het Hof van Cassatie bij zijn arresten van 30 januari 2019 en 3 april 2019 geoordeeld dat de beklaagde zich niet retroactief kan beroepen op de wet die lijkt te voorzien in een gunstigere regeling, wanneer de wijziging van de voorwaarden voor het vaststellen van de herhaling het gevolg is van een vergissing in de formulering van de wettekst, die de wetgever nadien heeft rechtgezet (Cass., 30 januari 2019, P.18.0879.F; 3 april 2019, P.18.1224.F).

In soortgelijke zin heeft het Hof van Cassatie bij zijn arrest van 9 april 2019, dat betrekking had op de veroordeling van een beklaagde op het ogenblik dat de derde versie van artikel 38, § 6, van de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten van toepassing was voor feiten gepleegd op het ogenblik dat de eerste versie van dat artikel van toepassing was, geoordeeld dat « een beklaagde [...] enkel retroactief aanspraak [kan] maken op het gunstiger regime van de tussenliggende wet, wanneer uit de gewijzigde regelgeving blijkt dat zij het resultaat is van een gewijzigd inzicht van de wetgever over de voorwaarden voor strafverzwaring » (Cass., 9 april 2019, P.18.1208.N).

Uit de parlementaire voorbereiding van de wetten van 6 maart 2018 en van 2 september 2018 heeft het Hof van Cassatie in de drie voormelde arresten vervolgens afgeleid dat de wetgever niet de bedoeling heeft gehad de enkelvoudige herhaling afhankelijk te maken van het tijdstip waarop de beklaagde opnieuw wordt veroordeeld, zodat er « geen gewijzigd inzicht van de wetgever [blijkt] voor wat betreft de voorwaarden voor strafverzwaring ».

B.12. De feiten die aan de voormelde rechtspraak van het Hof van Cassatie ten grondslag liggen, verschillen evenwel van die welke ten grondslag liggen aan de zaak die hangende is voor de verwijzende rechter in die zin dat de personen die, in de periode waarin de eerste versie van artikel 38, § 6, van de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten van toepassing was, feiten hebben gepleegd waarop die versie van dat artikel kon worden toegepast, op het ogenblik van het plegen van die feiten niet op basis van de bewoordingen van die versie van dat artikel ervan konden uitgaan dat de vaststelling van de herhaling afhankelijk is van het tijdstip van de veroordeling voor de nieuw gepleegde feiten, terwijl de personen die de bedoelde feiten hebben gepleegd in de periode waarin de tweede versie van artikel 38, § 6, van de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten van toepassing was, wel degelijk ervan konden uitgaan, gelet op de bewoordingen van die versie van die bepaling, dat de erin bedoelde strafverzwaring niet op hen zou kunnen worden toegepast wanneer de veroordeling voor die feiten plaatsvindt na het verstrijken van de periode van drie jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan.

B.13. In de interpretatie dat de in de tweede versie van artikel 38, § 6, eerste lid, van de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten bedoelde strafverzwaring kan worden toegepast op een beklaagde die, in de periode waarin die versie van toepassing was, één van de in die bepaling opgesomde artikelen overtreedt binnen de periode van drie jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan, ook wanneer hij voor die nieuwe overtreding wordt veroordeeld na het verstrijken van de voormelde periode van drie jaar, roept de in het geding zijnde bepaling, gelet op de bewoordingen ervan, een niet redelijk verantwoord verschil in behandeling in het leven tussen beklaagden, naargelang zij de waarborg van het wettigheidsbeginsel in strafzaken al dan niet genieten.

In die interpretatie is de in het geding zijnde bepaling niet bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 12, tweede lid, en 14 ervan.

B.14. Gelet op de bewoordingen van de tweede versie van artikel 38, § 6, eerste lid, van de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten, kan die bepaling evenwel ook worden geïnterpreteerd in die zin dat een persoon die, in de periode waarin die versie van toepassing was, één van de in die bepaling opgesomde artikelen overtreedt nadat hij reeds eerder voor het overtreden van één van die artikelen was veroordeeld, slechts aan de in die bepaling bedoelde strafverzwaring kan worden onderworpen wanneer hij voor de nieuwe overtreding wordt veroordeeld binnen de periode van drie jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van het vorig veroordelend vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan.

In die interpretatie roept de in het geding zijnde bepaling geen verschil in behandeling in het leven tussen beklaagden, naargelang zij de waarborg van het wettigheidsbeginsel in strafzaken al dan niet genieten, en is die bepaling bijgevolg bestaanbaar met de artikelen 10 en 11, in samenhang gelezen met de artikelen 12, tweede lid, en 14, van de Grondwet. In die interpretatie is de in het geding zijnde bepaling eveneens bestaanbaar met artikel 12, tweede lid, van de Grondwet.

B.15. In de in B.14 vermelde interpretatie, staat de in het geding zijnde bepaling de toepassing van de meest gunstige strafbepaling bovendien niet in de weg. In die interpretatie is die bepaling bijgevolg bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 7, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 15, lid 1, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : - Artikel 38, § 6, eerste lid, van de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten « betreffende de politie over het wegverkeer », zoals vervangen bij artikel 11, 6°, van de wet van 6 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/03/2018 pub. 15/03/2018 numac 2018010649 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet ter verbetering van de verkeersveiligheid sluiten « ter verbetering van de verkeersveiligheid », en in de interpretatie dat er ten aanzien van een beklaagde die in de periode waarin die versie van artikel 38, § 6, eerste lid, van toepassing was, één van de in die bepaling bedoelde overtredingen begaat, sprake is van herhaling wanneer die overtreding wordt begaan binnen een termijn van drie jaar te rekenen vanaf een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan waarbij de beklaagde werd veroordeeld voor één van de in dat artikel vermelde overtredingen, schendt de artikelen 10, 11, 12, tweede lid, en 14 van de Grondwet. - Artikel 38, § 6, eerste lid, van de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten « betreffende de politie over het wegverkeer », zoals vervangen bij artikel 11, 6°, van de wet van 6 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/03/2018 pub. 15/03/2018 numac 2018010649 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet ter verbetering van de verkeersveiligheid sluiten « ter verbetering van de verkeersveiligheid », en in de interpretatie dat er ten aanzien van een beklaagde die in de periode waarin die versie van artikel 38, § 6, eerste lid, van toepassing was, één van de in die bepaling bedoelde overtredingen begaat, sprake is van herhaling wanneer de beklaagde voor die overtreding wordt veroordeeld binnen een termijn van drie jaar te rekenen vanaf een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan waarbij de beklaagde werd veroordeeld voor één van de in dat artikel vermelde overtredingen, schendt niet de artikelen 10, 11, 12, tweede lid, en 14 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 7, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 15, lid 1, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.

Aldus gewezen in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 7 mei 2020.

De griffier, De voorzitter, P.-Y. Dutilleux A. Alen

^