Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 17 juni 2020

Uittreksel uit arrest nr. 52/2020 van 23 april 2020 Rolnummer 7085 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 143 van de wet van 6 juli 2017 « houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen v Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters T. M(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2020202420
pub.
17/06/2020
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 52/2020 van 23 april 2020 Rolnummer 7085 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 143 van de wet van 6 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/07/2017 pub. 24/07/2017 numac 2017030652 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijke recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie sluiten « houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijke recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie » (wijziging van artikel 1047, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek), gesteld door de Arbeidsrechtbank Waals-Brabant, afdeling Nijvel.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters T. Merckx-Van Goey, T. Giet, R. Leysen, M. Pâques en Y. Kherbache, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 13 november 2018, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 24 december 2018, heeft de Arbeidsrechtbank Waals-Brabant, afdeling Nijvel, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt, in zoverre het de laatste aanleg als enig criterium voor de ontvankelijkheid van het verzet instelt, artikel 143 van de wet van 6 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/07/2017 pub. 24/07/2017 numac 2017030652 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijke recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie sluiten houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijk recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie - in werking getreden op 3 augustus 2017 - dat artikel 1047, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre burgerlijke schuldeisers/schuldenaars en handelsschuldeisers/-schuldenaars voor sommige schuldvorderingen verzet kunnen doen terwijl sociale schuldeisers/schuldenaars volledig zijn uitgesloten van de mogelijkheid om verzet te doen ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. De verwijzende rechter wenst van het Hof te vernemen of artikel 1047, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd bij artikel 143 van de wet van 6 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/07/2017 pub. 24/07/2017 numac 2017030652 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijke recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie sluiten « houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijk recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie » (hierna : de wet van 6 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/07/2017 pub. 24/07/2017 numac 2017030652 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijke recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie sluiten), de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, in zoverre schuldeisers en schuldenaars in burgerlijke en handelszaken voor sommige schuldvorderingen verzet kunnen doen, terwijl schuldeisers en schuldenaars in sociale zaken in geen geval verzet kunnen doen.

B.2. Artikel 1047, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd bij het in het geding zijnde artikel 143, bepaalt : « Tegen ieder verstekvonnis dat in laatste aanleg is gewezen kan verzet worden gedaan, onverminderd de bij de wet bepaalde uitzonderingen ».

B.3.1. De bij artikel 143 van de wet van 6 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/07/2017 pub. 24/07/2017 numac 2017030652 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijke recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie sluiten aan artikel 1047, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, aangebrachte wijziging is ingegeven door de bedoeling van de wetgever om « de mogelijkheid van verzet te beperken » (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-2259/001, p. 118), teneinde te komen tot een vereenvoudiging en modernisering van het burgerlijk procesrecht.

Initieel was in het voorontwerp van wet een op artikel 473 van de Franse « Nouveau Code de procédure civile » gebaseerde regeling voorgesteld, zij het dat het een « minder strenge tussenoplossing » betrof (ibid.) dan de Franse regeling : « het verzet tegen een appellabel verstekvonnis [zou] alsnog mogelijk [...] zijn, in het geval de dagvaarding niet aan de persoon is betekend, wanneer omstandigheden buiten de wil van de verzetdoende partij haar redelijkerwijze zouden hebben belet te verschijnen terwijl zij, in geval van betekening aan de persoon, overmacht zou moeten aantonen om op ontvankelijke wijze verzet te kunnen aantekenen ».

B.3.2. Uit het advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State (nr. 59.944/2-3 van 28 september 2016, Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-2259/001, pp. 373-378) blijkt dat de voormelde tekst vatbaar was voor verschillende interpretatiemoeilijkheden en andere complicaties. Daarom heeft de wetgever zich aangesloten bij het advies van de Raad van State : « De Raad van State besluit dat wanneer het doel van de maatregel erin bestaat de mogelijkheid van verzet te beperken, het ernaar uitziet dat de suggestie om verzet tegen een appellabel verstekvonnis uit te sluiten daaraan op adekwate wijze tegemoet komt zonder het recht om ten minste een gewoon rechtsmiddel aan te wenden op overdreven wijze te beperken » (ibid., p. 118).

B.4. Het verschil in behandeling betreft, enerzijds, de schuldeisers en schuldenaars in burgerlijke zaken en handelszaken en, anderzijds, de schuldeisers en schuldenaars in sociale zaken. Terwijl, in het eerste geval, de schuldeisers en schuldenaars verzet kunnen doen met betrekking tot sommige schuldvorderingen, beschikken, in het tweede geval, de schuldeisers en schuldenaars geenszins over die mogelijkheid.

Uit artikel 1047, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd bij de in het geding zijnde bepaling, vloeit voort dat alleen tegen de in laatste aanleg gewezen verstekvonnissen verzet kan worden gedaan, onverminderd de bij de wet bepaalde uitzonderingen.

Het verschil in behandeling vloeit voort uit het feit dat, in burgerlijke zaken en handelszaken, alleen de vonnissen van de rechtbank van eerste aanleg en van de ondernemingsrechtbank waarbij uitspraak wordt gedaan over een vordering waarvan het bedrag 2 500 euro overschrijdt, vatbaar zijn voor hoger beroep, zodat de vonnissen van dezelfde rechtscolleges waarbij uitspraak wordt gedaan over een vordering waarvan het bedrag het voormelde bedrag niet overschrijdt, in laatste aanleg worden gewezen, krachtens artikel 617, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, terwijl, in sociale zaken, alle vonnissen van de arbeidsrechtbank vatbaar zijn voor hoger beroep, krachtens artikel 617, tweede lid, van hetzelfde Wetboek.

B.5.1. Zoals is vermeld in B.3.1, strekt de in het geding zijnde bepaling ertoe de mogelijkheid van verzet te beperken, teneinde te komen tot een vereenvoudiging en modernisering van het burgerlijk procesrecht.

B.5.2. De reden van de onmogelijkheid voor de schuldeiser of de schuldenaar, in sociale zaken, om verzet te doen tegen een door de arbeidsrechtbank gewezen verstekvonnis, is de mogelijkheid die voor hem openstaat om tegen dat vonnis hoger beroep in te stellen. In dat opzicht bevindt die schuldeiser of die schuldenaar zich in dezelfde situatie als die van de schuldeiser of de schuldenaar in het kader van een verstekvonnis dat is gewezen door de rechtbank van eerste aanleg of door de ondernemingsrechtbank die uitspraak doet over een vordering waarvan het bedrag 2 500 euro overschrijdt, in welk geval eveneens enkel hoger beroep mogelijk is tegen dat vonnis.

B.5.3. De schuldeisers of schuldenaars in sociale zaken bevinden zich daarentegen niet in dezelfde situatie als de schuldeiser of de schuldenaar die, in het kader van een vonnis met betrekking tot een vordering waarvan het bedrag niet hoger is dan hetwelk is bepaald in artikel 617, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, niet beschikt over de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen tegen dat vonnis, dat immers in laatste aanleg is gewezen.

B.6. Het is niet zonder redelijke verantwoording dat de wetgever de mogelijkheid om tegen een verstekvonnis verzet te doen, heeft voorbehouden voor de vonnissen die in laatste aanleg zijn gewezen. In geval van verzet kan een debat op tegenspraak plaatshebben, waarna de rechter een nieuwe beslissing kan nemen. Voor het overige is, in sociale zaken, het verzet nog steeds mogelijk in geval van een bij verstek gewezen arrest van het arbeidshof.

B.7. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 1047, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek schendt niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre schuldeisers en schuldenaars in burgerlijke en handelszaken voor sommige schuldvorderingen verzet kunnen doen, terwijl schuldeisers en schuldenaars in sociale zaken zijn uitgesloten van de mogelijkheid om verzet te doen.

Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 23 april 2020.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, F. Daoût

^