Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 23 september 2020

Uittreksel uit arrest nr. 69/2020 van 14 mei 2020 Rolnummer 7099 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 3 van de wet van 11 juli 2018 « tot wijziging van het Strafwetboek en de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. L(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2020202426
pub.
23/09/2020
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 69/2020 van 14 mei 2020 Rolnummer 7099 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 3 van de wet van 11 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/07/2018 pub. 20/07/2018 numac 2018040329 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Strafwetboek en de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering wat de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen betreft type wet prom. 11/07/2018 pub. 30/01/2019 numac 2019030054 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het Strafwetboek en de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering wat de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen betreft. - Duitse vertaling sluiten « tot wijziging van het Strafwetboek en de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering wat de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen betreft », ingesteld door de « Parti libertarien » en Baudoin Collard.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. Lavrysen, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet en J. Moerman, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 21 januari 2019 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 23 januari 2019, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 3 van de wet van 11 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/07/2018 pub. 20/07/2018 numac 2018040329 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Strafwetboek en de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering wat de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen betreft type wet prom. 11/07/2018 pub. 30/01/2019 numac 2019030054 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het Strafwetboek en de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering wat de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen betreft. - Duitse vertaling sluiten « tot wijziging van het Strafwetboek en de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering wat de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen betreft » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 20 juli 2018, tweede editie) door de « Parti libertarien » en Baudoin Collard, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. R. Fonteyn, advocaat bij de balie te Brussel. (...) II. In rechte (...) B.1.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van artikel 3 van de wet van 11 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/07/2018 pub. 20/07/2018 numac 2018040329 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Strafwetboek en de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering wat de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen betreft type wet prom. 11/07/2018 pub. 30/01/2019 numac 2019030054 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het Strafwetboek en de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering wat de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen betreft. - Duitse vertaling sluiten « tot wijziging van het Strafwetboek en de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering wat de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen betreft » (hierna : de wet van 11 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/07/2018 pub. 20/07/2018 numac 2018040329 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Strafwetboek en de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering wat de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen betreft type wet prom. 11/07/2018 pub. 30/01/2019 numac 2019030054 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het Strafwetboek en de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering wat de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen betreft. - Duitse vertaling sluiten). De bestreden bepaling past in het ruimere kader van de hervorming van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van publiekrechtelijke rechtspersonen die de strafrechtelijke immuniteit van sommige van die rechtspersonen opheft.

De bestreden bepaling heeft betrekking op de strafrechtelijke sancties die verbonden zijn aan de nieuwe verantwoordelijkheid van de publiekrechtelijke rechtspersonen. Zij bepaalt : « In artikel 7bis van [het Strafwetboek], ingevoegd bij de wet van 4 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/05/1999 pub. 22/06/1999 numac 1999009592 bron ministerie van justitie Wet tot invoering van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt de inleidende zin vervangen als volgt : ' De straffen toepasselijk op misdrijven gepleegd door rechtspersonen, met uitsluiting van publiekrechtelijke rechtspersonen bedoeld in het derde lid, zijn : ';2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende : ' Ten aanzien van de Federale Staat, de gewesten, de gemeenschappen, de provincies, de hulpverleningszones, de prezones, de Brusselse agglomeratie, de gemeenten, de meergemeentezones, de binnengemeentelijke territoriale organen, de Franse Gemeenschapscommissie, de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn kan enkel, met uitsluiting van elke andere straf, de eenvoudige schuldigverklaring worden uitgesproken.' ».

Artikel 7bis van het Strafwetboek, zoals gewijzigd, bepaalt voortaan : « De straffen toepasselijk op misdrijven gepleegd door rechtspersonen, met uitsluiting van publiekrechtelijke rechtspersonen bedoeld in het derde lid, zijn : in criminele zaken, in correctionele zaken en in politiezaken : 1° geldboete;2° bijzondere verbeurdverklaring;de bijzondere verbeurdverklaring, bepaald in artikel 42, 1°, uitgesproken ten aanzien van publiekrechtelijke rechtspersonen kan enkel betrekking hebben op goederen die vatbaar zijn voor burgerlijk beslag; in criminele en correctionele zaken : 1° ontbinding;deze kan niet worden uitgesproken ten aanzien van de publiekrechtelijke rechtspersoon; 2° verbod een werkzaamheid die deel uitmaakt van het maatschappelijk doel te verrichten, met uitzondering van werkzaamheden die behoren tot een opdracht van openbare dienstverlening;3° sluiting van een of meer inrichtingen, met uitzondering van de inrichtingen waar werkzaamheden worden verricht die behoren tot een opdracht van openbare dienstverlening;4° bekendmaking of verspreiding van de beslissing. Ten aanzien van de Federale Staat, de gewesten, de gemeenschappen, de provincies, de hulpverleningszones, de prezones, de Brusselse agglomeratie, de gemeenten, de meergemeentezones, de binnengemeentelijke territoriale organen, de Franse Gemeenschapscommissie, de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn kan enkel, met uitsluiting van elke andere straf, de eenvoudige schuldigverklaring worden uitgesproken ».

B.1.2. Het amendement dat aan de bestreden bepaling ten grondslag ligt, wordt in de parlementaire voorbereiding als volgt verantwoord : « Dit amendement wenst tegemoet te komen aan de opmerkingen geformuleerd tijdens de hoorzittingen over de wetsvoorstellen DOC 54816/001 en DOC 54 1031/001.

Tijdens deze hoorzittingen werd de nodige steun geuit voor de oplossing van de simpele opheffing van het vierde lid van artikel 5 Strafwetboek. Ook de Raad van State had zich hierover in haar advies van 22 september 2015 reeds gunstig uitgedrukt. Toch werd er door diverse sprekers ook terecht op een aantal risico's gewezen.

De wetsvoorstellen hadden voornamelijk tot doel om de lokale mandatarissen meer zekerheid te geven dat, in gevallen waarin zijzelf in feite geen strafrechtelijke inbreuk hadden begaan, niet zij maar eerder de gemeente zou worden vervolgd. De zuivere opheffing van de immuniteit, en een daaruit volgende veroordeling van de gemeente, kan echter voor lokale overheden tot ernstige budgettaire gevolgen leiden.

Zo dreigt er een gevaar voor instrumentalisering van het strafrecht, als wapen in gevallen van voornamelijk politiek geïnspireerde strijd.

Daarom wordt naast de opheffing van het huidige artikel 5, vierde lid, van het Strafwetboek inzake de strafrechtelijke immuniteit van ' politieke ' publiekrechtelijke rechtspersonen wordt geopteerd voor het moduleren van de sancties.

De sancties voor rechtspersonen, bepaald in artikel 7bis Strafwetboek, houden nu reeds rekening met gevallen waarin een bepaalde openbare dienstverlening in het gedrang zou kunnen komen door een aan een publiekrechtelijke rechtspersoon opgelegde sanctie. Zo worden er onder meer beperkingen gesteld aan de gevallen van bijzondere verbeurdverklaring als bedoeld in artikel 42, 1° Strafwetboek, de ontbinding, het verbod om een werkzaamheid uit te oefenen en de sluiting van een inrichting. Deze uitzonderingen bieden alvast enige bescherming voor de publiekrechtelijke rechtspersonen die tot nu toe konden genieten van immuniteit.

Toch rijzen er nog vragen met betrekking tot het opleggen van de geldboete. Door de opheffing van de immuniteit zou men immers kunnen komen tot situaties waarbij de staat een boete aan zichzelf moet betalen, wat onlogisch lijkt. Ook is er, zoals gezegd, een aanzienlijk risico op ernstige budgettaire gevolgen voor lokale overheden wanneer zij zouden worden veroordeeld tot de betaling van een geldboete. Deze gevolgen zouden worden vermeden wanneer men de geldboete simpelweg zou uitsluiten in geval van deze welbepaalde publiekrechtelijke rechtspersonen die voorheen van immuniteit genoten.

In de plaats daarvan wordt ervoor geopteerd om voor de ' politieke ' publiekrechtelijke rechtspersonen als straf de ' eenvoudige schuldigverklaring ' te voorzien. Hierdoor worden deze publiekrechtelijke rechtspersonen alleszins alsnog op gelijke voet geplaatst met andere rechtspersonen en natuurlijke personen voor wat betreft de verantwoordelijkheid die hen strafrechtelijk gezien kan worden verweten, zonder dat dit noodzakelijk moet leiden tot een vermindering van de publieke middelen. In die mate is deze wetswijziging een belangrijk symbool. Hiermee kan ook het slachtoffer gemakkelijker een burgerrechtelijke vergoeding bekomen van de geleden schade. Deze optie vond ook steun tijdens de hoorzittingen, onder andere in het betoog van de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie.

Aangezien de Raad van State destijds bij het invoeren van de strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen geen fundamentele bezwaren heeft geuit tegen de invoering van de strafrechtelijke immuniteit voor de publiekrechtelijke rechtspersonen die worden opgesomd in het vierde lid van huidig artikel 5 van het Strafwetboek, en de voornoemde strafrechtelijke immuniteit ook zonder problemen de grondwettelijkheidstoets van het Grondwettelijk Hof heeft doorstaan, zijn er geen fundamentele bezwaren tegen door dit amendement voorgestelde aanpassing van het straffenarsenaal in artikel 7bis Strafwetboek ten overstaan van deze publiekrechtelijke rechtspersonen wiens strafrechtelijke immuniteit wordt opgeheven » (Parl. St., Kamer, 2017-2018, DOC 54-0816/003, pp. 19-21).

B.2.1. De eerste verzoekende partij is de « Parti libertarien ». De Ministerraad gaat ervan uit dat die partij niet over de bekwaamheid beschikt om voor het Hof een beroep tot vernietiging in te stellen, aangezien niet wordt betwist dat het om een feitelijke vereniging gaat.

B.2.2. Naar luid van artikel 2, 2°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof dient de verzoekende partij voor het Hof een natuurlijke persoon of een rechtspersoon te zijn die doet blijken van een belang. De politieke partijen die feitelijke verenigingen zijn, hebben in beginsel niet de vereiste bekwaamheid om voor het Hof een beroep in te stellen.

Anders is het slechts wanneer zij optreden in aangelegenheden waarvoor zij wettelijk als afzonderlijke entiteiten worden erkend en wanneer, terwijl hun optreden bij de wet is erkend, sommige aspecten daarvan in het geding zijn.

B.2.3. Zulks is te dezen niet het geval. Het beroep is onontvankelijk in zoverre het is ingesteld door de « Parti libertarien ».

B.3.1. Ter staving van haar belang voert de tweede verzoekende partij aan dat zij, zoals elke burger, het slachtoffer kan worden van een misdrijf dat is gepleegd door een van de rechtspersonen vermeld in artikel 7bis, derde lid, van het Strafwetboek. In zoverre de bestreden bepaling tot gevolg zou hebben dat minder waarborgen worden geboden aan de slachtoffers van een misdrijf dat is gepleegd door een publiekrechtelijke rechtspersoon bedoeld in artikel 7bis, derde lid, van het Strafwetboek, dan aan de slachtoffers van een misdrijf dat is gepleegd door een andere publiekrechtelijke rechtspersoon, zou de tweede verzoekende partij doen blijken van een belang.

B.3.2. Het door de tweede verzoekende partij aangevoerde belang verschilt niet van het belang dat iedere persoon erbij heeft dat de wettigheid in alle aangelegenheden in acht wordt genomen. De tweede verzoekende partij is op dit ogenblik geen partij in een strafprocedure waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon betrokken zou zijn, zodat de aangevoerde situatie louter hypothetisch is. De hoedanigheid van potentieel slachtoffer volstaat te dezen niet om het rechtens vereiste belang op te leveren. Uit de uiteenzetting van de middelen blijkt overigens dat de bestreden bepaling betrekking heeft op de straf, en niet op de vergoeding van de schade die door het strafrechtelijk misdrijf is veroorzaakt en die op burgerrechtelijk vlak aan het slachtoffer kan worden toegekend. Het slachtoffer heeft echter er in de regel geen rechtstreeks belang erbij dat de dader van een misdrijf tot een bepaalde straf veeleer dan tot een andere wordt veroordeeld, noch dat een grotere strengheid wordt geëist met betrekking tot de toepasselijke straf.

B.3.3. De tweede verzoekende partij toont niet aan hoe zij rechtstreeks en ongunstig in haar situatie zou kunnen worden geraakt door artikel 3 van de wet van 11 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/07/2018 pub. 20/07/2018 numac 2018040329 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Strafwetboek en de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering wat de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen betreft type wet prom. 11/07/2018 pub. 30/01/2019 numac 2019030054 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het Strafwetboek en de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering wat de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen betreft. - Duitse vertaling sluiten. Het erkennen van het door de tweede verzoekende partij aangevoerde belang zou dan ook neerkomen op het aanvaarden van de actio popularis, hetgeen de Grondwetgever niet heeft gewild.

B.4. Het beroep is niet ontvankelijk.

Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.

Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 14 mei 2020.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, F. Daoût

^