Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 28 oktober 2020

Uittreksel uit arrest nr. 80/2020 van 4 juni 2020 Rolnummers 6737 en 6739 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 4, § 2, tweede lid, 4°, van de wet van 19 maart 2017 « tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridisc Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. L(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2020203732
pub.
28/10/2020
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 80/2020 van 4 juni 2020 Rolnummers 6737 en 6739 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 4, § 2, tweede lid, 4°, van de wet van 19 maart 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2017 pub. 31/03/2017 numac 2017011424 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand type wet prom. 19/03/2017 pub. 05/04/2017 numac 2017030192 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wetgeving tot invoering van een statuut voor pleegzorgers sluiten « tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand », gesteld door het Arbeidshof te Luik, afdeling Luik, en door het Arbeidshof te Bergen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman en M. Pâques, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging a. Bij arrest van 26 september 2017, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 4 oktober 2017, heeft het Arbeidshof te Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1.« Schendt artikel 4, § 2, tweede lid, 4°, van de wet van 19 maart 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2017 pub. 31/03/2017 numac 2017011424 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand type wet prom. 19/03/2017 pub. 05/04/2017 numac 2017030192 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wetgeving tot invoering van een statuut voor pleegzorgers sluiten tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie indien het in die zin wordt geïnterpreteerd dat de vordering bedoeld in artikel 1675/4 van het Gerechtelijk Wetboek uitsluitend wordt opgevat als de vordering die wordt voorgelegd aan de arbeidsrechtbank ? Schendt artikel 4, § 2, tweede lid, 4°, van de wet van 19 maart 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2017 pub. 31/03/2017 numac 2017011424 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand type wet prom. 19/03/2017 pub. 05/04/2017 numac 2017030192 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wetgeving tot invoering van een statuut voor pleegzorgers sluiten tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie indien het in die zin wordt geïnterpreteerd dat de vordering bedoeld in artikel 1675/4 van het Gerechtelijk Wetboek wordt opgevat als de vordering die wordt voorgelegd aan de arbeidsrechtbank en ook als dezelfde vordering, herhaald in hoger beroep, die wordt voorgelegd aan het arbeidshof ? »; 2. « Schendt artikel 4, § 2, derde lid, van de wet van 19 maart 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2017 pub. 31/03/2017 numac 2017011424 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand type wet prom. 19/03/2017 pub. 05/04/2017 numac 2017030192 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wetgeving tot invoering van een statuut voor pleegzorgers sluiten tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie wanneer het preciseert dat het rechtscollege het bedrag van de bijdrage aan het fonds vereffent in de eindbeslissing die in de kosten verwijst, in zoverre dat mechanisme bedoeld is om het voor de eiser die ' winnaar ' is van de procedure mogelijk te maken over een titel te beschikken om van de ' verliezer ' de terugbetaling van de bijdrage te verkrijgen, terwijl een verwijzing in de kosten niet kan worden uitgesproken in het kader van een procedure op eenzijdig verzoekschrift en in dat geval geen terugbetaling van de bijdrage kan worden verkregen ? ».b. Bij arrest van 3 oktober 2017, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 9 oktober 2017, heeft het Arbeidshof te Bergen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 4, § 2, tweede lid, 4°, van de wet van 19 maart 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2017 pub. 31/03/2017 numac 2017011424 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand type wet prom. 19/03/2017 pub. 05/04/2017 numac 2017030192 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wetgeving tot invoering van een statuut voor pleegzorgers sluiten tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand, dat de eisende partij vrijstelt van de voorafgaande betaling van de bijdrage tot stijving van het begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand, geïnterpreteerd in die zin dat het enkel de vordering beoogt waarmee een schuldenaar verzoekt om het voordeel van de procedure van collectieve schuldenregeling te verkrijgen, niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat het aanleiding geeft tot discriminatie tussen, enerzijds, de schuldenaar die verzoekt om het voordeel van de procedure van collectieve schuldenregeling te verkrijgen en, anderzijds, de schuldenaar die het voordeel van de procedure van collectieve schuldenregeling heeft verkregen en die, in de loop van de procedure, een toestemming aanvraagt op grond van artikel 1675/7, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek ? ». Die zaken, ingeschreven onder de nummers 6737 en 6739 van de rol van het Hof, werden samengevoegd. (...) III. In rechte (...) Ten aanzien van de in het geding zijnde bepaling en de context ervan B.1.1. De wet van 19 maart 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2017 pub. 31/03/2017 numac 2017011424 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand type wet prom. 19/03/2017 pub. 05/04/2017 numac 2017030192 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wetgeving tot invoering van een statuut voor pleegzorgers sluiten « tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand » (hierna : de wet van 19 maart 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2017 pub. 31/03/2017 numac 2017011424 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand type wet prom. 19/03/2017 pub. 05/04/2017 numac 2017030192 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wetgeving tot invoering van een statuut voor pleegzorgers sluiten) richt een begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand op bij de Federale Overheidsdienst Justitie (artikel 2). De opbrengsten van het fonds worden gebruikt ter financiering van de vergoedingen van de advocaten belast met de juridische tweedelijnsbijstand alsmede van de kosten verbonden aan de organisatie van de bureaus voor juridische bijstand (artikel 3). De wetgever heeft de bijdrage aan het fonds vastgesteld op twintig euro.

Dat bedrag wordt geïndexeerd overeenkomstig artikel 5 van de wet van 19 maart 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2017 pub. 31/03/2017 numac 2017011424 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand type wet prom. 19/03/2017 pub. 05/04/2017 numac 2017030192 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wetgeving tot invoering van een statuut voor pleegzorgers sluiten.

B.1.2. Het fonds wordt gefinancierd met bijdragen die worden geïnd in het kader van gerechtelijke procedures. In artikel 4 van de wet van 19 maart 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2017 pub. 31/03/2017 numac 2017011424 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand type wet prom. 19/03/2017 pub. 05/04/2017 numac 2017030192 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wetgeving tot invoering van een statuut voor pleegzorgers sluiten wordt bepaald in welke zaken de bijdrage verschuldigd is, wie ze dient te betalen en op welke wijze ze wordt geïnd. De wetgever maakt hierbij een onderscheid tussen zaken die volgens de burgerlijke rechtspleging worden behandeld (artikel 4, § 2), strafzaken (artikel 4, § 3) en zaken voor de Raad van State en de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (artikel 4, § 4).

B.1.3. Bij de totstandkoming ervan bepaalde artikel 4, § 2, van de wet van 19 maart 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2017 pub. 31/03/2017 numac 2017011424 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand type wet prom. 19/03/2017 pub. 05/04/2017 numac 2017030192 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wetgeving tot invoering van een statuut voor pleegzorgers sluiten : « Voor de zaken die volgens de burgerlijke rechtspleging worden behandeld, is voor elke gedinginleidende akte die op een van de rollen bedoeld in de artikelen 711 en 712 van het Gerechtelijk Wetboek wordt ingeschreven, op het ogenblik van die inschrijving, door elke eisende partij, een bijdrage aan het Fonds verschuldigd. Zonder betaling van deze bijdrage wordt de zaak niet ingeschreven.

Geen bijdrage wordt evenwel geïnd van de eisende partij : 1° indien zij juridische tweedelijnsbijstand of rechtsbijstand geniet;2° indien zij een vordering inleidt, bedoeld in artikel 68 van de Arbeidsongevallen wet van 10 april 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/1971 pub. 23/03/2018 numac 2018030615 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Arbeidsongevallenwet type wet prom. 10/04/1971 pub. 17/10/2014 numac 2014000710 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Arbeidsongevallenwet sluiten en bedoeld in artikel 53, tweede lid, van de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970;3° indien zij een vordering inleidt, bedoeld in de artikelen 579, 6°, 580, 581 en 582, 1° en 2° van het Gerechtelijk Wetboek betreffende vorderingen ingesteld door of tegen de sociaal verzekerden persoonlijk;4° indien zij een vordering inleidt, bedoeld in artikel 1675/4 van het Gerechtelijk Wetboek;5° indien zij in de hoedanigheid van openbaar ministerie een vordering inleidt, bedoeld in artikel 138bis Gerechtelijk Wetboek. Tenzij de in het ongelijk gestelde partij van de juridische tweedelijnsbijstand of rechtsbijstand geniet, vereffent het rechtscollege het bedrag van de bijdrage aan het Fonds in de eindbeslissing die in de kosten verwijst.

De Koning bepaalt de nadere regels voor de invordering van de bijdrage aan het Fonds ».

B.1.4. Met betrekking tot de verplichting dat de bijdrage aan het fonds verschuldigd is per eisende of verzoekende partij voor elke gedinginleidende akte in zaken die volgens de burgerlijke en de administratieve rechtspleging worden behandeld, heeft het Hof bij zijn arrest nr. 22/2020 van 13 februari 2020 evenwel geoordeeld : « B.13.2. Het gegeven dat in beginsel elke eisende of verzoekende partij voor elke gedinginleidende akte in zaken die volgens de burgerlijke of de administratieve rechtspleging worden behandeld, de forfaitaire bijdrage van twintig euro aan het Fonds dient te betalen, is objectief en pertinent in het licht van de doelstelling die is vermeld in B.11.1, om die bijdrage op te leggen aan elke gebruiker van de openbare dienst van de rechtspraak.

Evenwel, gecombineerd met het gegeven dat de rechter dit bedrag vereffent in de eindbeslissing die in de kosten verwijst, hebben de bestreden bepalingen tot gevolg dat de in het ongelijk gestelde partij, wanneer zij geen juridische tweedelijnsbijstand of rechtsbijstand geniet, de betaling opgelegd kan krijgen van een forfaitaire bijdrage die heel wat hoger is dan het door de wetgever vastgelegde bedrag van twintig euro. Indien verscheidene eisers of verzoekers de vordering instellen tegen een enkele verweerder en indien die laatste in het ongelijk wordt gesteld, kan het bedrag van de bijdrage van twintig euro, vermenigvuldigd met het aantal eisers of verzoekers, immers te zijnen laste worden gelegd, zonder dat enig maximumbedrag wordt vastgelegd.

B.13.3. De bestreden bepalingen hebben aldus tot gevolg dat geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel ».

Om die redenen heeft het Hof in artikel 4, § 2, eerste lid, van de wet van 19 maart 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2017 pub. 31/03/2017 numac 2017011424 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand type wet prom. 19/03/2017 pub. 05/04/2017 numac 2017030192 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wetgeving tot invoering van een statuut voor pleegzorgers sluiten de woorden « door elke eisende partij » vernietigd, evenals de woorden « per verzoekende partij » in artikel 4, § 4, eerste en derde lid, van dezelfde wet.

B.1.5. Ingevolge de vernietiging door het Hof van de woorden « door elke eisende partij » in artikel 4, § 2, eerste lid, van de wet van 19 maart 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2017 pub. 31/03/2017 numac 2017011424 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand type wet prom. 19/03/2017 pub. 05/04/2017 numac 2017030192 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wetgeving tot invoering van een statuut voor pleegzorgers sluiten dient in beginsel voor elke gedinginleidende akte één bijdrage te worden betaald op het ogenblik van de inschrijving op de rol, voor de zaken die volgens de burgerlijke rechtspleging worden behandeld.

B.2.1. Te dezen wordt het Hof ondervraagd over de bijdrage voor de juridische tweedelijnsbijstand die verschuldigd is in het kader van de collectieve schuldenregeling.

Een natuurlijke persoon die geen koopman is, kan in beginsel, indien hij niet in staat is om, op duurzame wijze, zijn opeisbare of nog te vervallen schulden te betalen en voor zover hij niet kennelijk zijn onvermogen heeft bewerkstelligd, bij de rechter een verzoek tot het verkrijgen van een collectieve schuldenregeling indienen (artikel 1675/2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals het is gewijzigd bij artikel 136 van de wet van 16 juli 2004Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/07/2004 pub. 27/07/2004 numac 2004009511 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht sluiten « houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht » en bij artikel 78 van de wet van 14 januari 2013 « houdende diverse bepalingen inzake werklastvermindering binnen justitie »).

B.2.2. Vóór de wijziging ervan bij artikel 27 van de wet van 14 oktober 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 21/12/2018 numac 2018012962 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen type wet prom. 14/10/2018 pub. 20/12/2018 numac 2018015308 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen sluiten « tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen », bepaalde artikel 1675/4 van het Gerechtelijk Wetboek : « § 1. De vordering tot collectieve schuldenregeling wordt ingeleid bij verzoekschrift en behandeld overeenkomstig de artikelen 1027 tot 1034. De als bijlage toegevoegde stukken bij het verzoekschrift worden in tweevoud neergelegd of toegestuurd. § 2. Het verzoekschrift bevat de volgende vermeldingen : 1° de dag, de maand, en het jaar;2° de naam, de voornamen, de geboortedatum, het beroep en de woonplaats van de verzoeker en in voorkomend geval de naam, de voornamen, de woonplaats en de hoedanigheid van zijn wettelijke vertegenwoordigers;3° het onderwerp en in het kort de gronden van de vordering;4° de aanwijzing van de rechter die ervan kennis moet nemen;5° de identiteit van de eventueel voorgestelde schuldbemiddelaar;6° naam, voornamen, beroep, woonplaats en geboortedatum van de echtgenoot van de verzoeker of de met de verzoeker samenwonende(n), desgevallend hun huwelijksvermogensstelsel evenals de samenstelling van het gezin;7° een gedetailleerde staat en raming van de baten en de lasten van het vermogen van de verzoeker, van het gemeenschappelijk vermogen indien hij gehuwd is onder een stelsel van gemeenschap van goederen en van het vermogen van de echtgenoot of de met de verzoeker samenwonende(n);8° een gedetailleerde staat en raming van de, binnen de zes maanden voorafgaand aan de inleiding van het verzoekschrift, vervreemde goederen die deel uitmaakten van de vermogens bedoeld in 7°;9° de naam, de voornamen en de woonplaats of, wanneer het een rechtspersoon betreft, de benaming en de zetel van de schuldeisers van de verzoeker en in voorkomend geval van de schuldenaars van de verzoeker en van de personen die voor hem een persoonlijke zekerheid hebben gesteld;10° in voorkomend geval de geheel of gedeeltelijk betwiste schulden en de gronden van betwisting;11° de procedures tot het verkrijgen van uitstel van betaling, bedoeld in artikel 1334, en die tot het verkrijgen van betalingsfaciliteiten, bedoeld in artikel 1337bis en in artikel 59, § 1, tweede lid, van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet, waarin de verzoeker betrokken is;12° de redenen van de onmogelijkheid om zijn schulden terug te betalen;13° de handtekening van de verzoeker of van zijn advocaat. § 3. Als de vermeldingen onvolledig zijn, vraagt de rechter binnen acht dagen de verzoeker om zijn verzoekschrift aan te vullen ».

B.2.3. Op basis van het verzoekschrift bedoeld in artikel 1675/4 van het Gerechtelijk Wetboek moet de rechter bij wie een vordering vermeld in hetzelfde artikel is ingeleid, in de eerste plaats uitspraak doen over de toelaatbaarheid van de vordering tot het verkrijgen van een collectieve schuldenregeling (artikel 1675/5 van het Gerechtelijk Wetboek, vóór de wijziging ervan bij artikel 35 van de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2019 pub. 19/06/2019 numac 2019041200 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake informatisering van Justitie, modernisering van het statuut van rechters in ondernemingszaken en inzake de notariële aktebank sluiten « houdende diverse bepalingen inzake informatisering van Justitie, modernisering van het statuut van rechters in ondernemingszaken en inzake de notariële aktebank »; artikel 1675/6, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek vóór de vervanging ervan bij artikel 36, 1°, van de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2019 pub. 19/06/2019 numac 2019041200 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake informatisering van Justitie, modernisering van het statuut van rechters in ondernemingszaken en inzake de notariële aktebank sluiten).

Indien die rechter die vordering toelaatbaar verklaart, neemt hij een « beschikking van toelaatbaarheid » (artikel 1675/7, § 1, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek).

Ten aanzien van de prejudiciële vragen in de zaak nr. 6737 B.3. Met de eerste prejudiciële vraag wenst de verwijzende rechter in de zaak nr. 6737 van het Hof te vernemen of artikel 4, § 2, tweede lid, 4°, van de wet van 19 maart 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2017 pub. 31/03/2017 numac 2017011424 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand type wet prom. 19/03/2017 pub. 05/04/2017 numac 2017030192 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wetgeving tot invoering van een statuut voor pleegzorgers sluiten bestaanbaar is met de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in zoverre de vrijstelling van de verplichte bijdrage van twintig euro aan het begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand voor « de vordering [...] bedoeld in artikel 1675/4 van het Gerechtelijk Wetboek » enkel betrekking zou hebben op de vordering inzake de toelating tot de collectieve schuldenregeling ingeleid bij de arbeidsrechtbank (eerste onderdeel), of in zoverre die ook betrekking zou hebben op de vordering inzake de toelating tot de collectieve schuldenregeling ingeleid bij het arbeidshof (tweede onderdeel).

Met de tweede prejudiciële vraag wenst de verwijzende rechter van het Hof te vernemen of artikel 4, § 2, derde lid, van de wet van 19 maart 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2017 pub. 31/03/2017 numac 2017011424 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand type wet prom. 19/03/2017 pub. 05/04/2017 numac 2017030192 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wetgeving tot invoering van een statuut voor pleegzorgers sluiten bestaanbaar is met de voormelde referentienormen, in zoverre een verwijzing in de kosten niet kan worden uitgesproken in het kader van een vordering tot collectieve schuldenregeling die wordt ingeleid bij eenzijdig verzoekschrift, waardoor geen terugbetaling van de verplichte bijdrage van twintig euro betaald aan het begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand zou kunnen worden verkregen.

B.4.1. Artikel 13 van de Grondwet houdt een recht in op toegang tot de bevoegde rechter. Het recht op toegang tot de rechter wordt eveneens gewaarborgd bij de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en bij artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

B.4.2. De bestaanbaarheid van de in het geding zijnde bepaling met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in samenhang gelezen met de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, kan slechts door het Hof worden onderzocht in zoverre de in het geding zijnde bepaling het Unierecht ten uitvoer brengt overeenkomstig artikel 51, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (HvJ, grote kamer, 26 februari 2013, C-617/10, Aklagaren, punten 17 e.v.).

Aangezien niet blijkt dat er een aanknopingspunt is met de tenuitvoerlegging van het Unierecht, zijn de prejudiciële vragen niet ontvankelijk in zoverre de verwijzende rechter wenst te vernemen of de in het geding zijnde bepaling bestaanbaar is met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

B.4.3. Het recht op toegang tot de rechter vormt een wezenlijk aspect van het recht op een eerlijk proces en is fundamenteel in een rechtsstaat. Het recht om zich tot een rechter te wenden, heeft bovendien zowel betrekking op het recht om in rechte op te treden als op het recht om zich te verdedigen.

B.4.4. Het recht op toegang tot een rechter is evenwel niet absoluut.

Het kan het voorwerp uitmaken van financiële beperkingen, voor zover die beperkingen geen afbreuk doen aan de essentie zelf van dat recht.

De beperkingen van dat recht moeten redelijk evenredig zijn met het gewettigde doel dat zij nastreven (EHRM, 7 juli 2009, Stagno t.

België, § 25). De reglementering dienaangaande moet de rechtszekerheid en de goede rechtsbedeling nastreven en mag dus geen beperkingen opleveren die de rechtzoekende verhinderen de inhoud van zijn geschil voor de bevoegde rechter te brengen (EHRM, 7 juli 2009, Stagno t.

België, § 25; 29 maart 2011, RTBF t. België, § 69).

B.5.1. De forfaitaire bijdrage aan het begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand beoogt de juridische tweedelijnsbijstand bijkomend te financieren, in het bijzonder gelet op de aanhoudende stijging van het aantal dossiers (Parl. St., Kamer, 2015-2016, DOC 54-1851/001, p. 3; Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-1851/006, p. 8). Zoals is bepaald in artikel 3 van de wet van 19 maart 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2017 pub. 31/03/2017 numac 2017011424 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand type wet prom. 19/03/2017 pub. 05/04/2017 numac 2017030192 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wetgeving tot invoering van een statuut voor pleegzorgers sluiten, worden de opbrengsten van het fonds gebruikt ter financiering van de vergoedingen van de advocaten belast met de juridische tweedelijnsbijstand alsmede de kosten verbonden aan de organisatie van de bureaus voor juridische bijstand.

De doeltreffendheid van de juridische tweedelijnsbijstand is een legitiem doel, dat tegemoetkomt aan de verplichting van de wetgever, opgenomen in artikel 23, derde lid, 2°, van de Grondwet, om de juridische bijstand te waarborgen voor diegenen die anders hun fundamenteel recht op toegang tot de rechter niet zouden kunnen uitoefenen.

B.5.2. De betwiste forfaitaire bijdrage aan het begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand is vastgesteld op twintig euro, onverminderd indexering (artikel 5 van de wet van 19 maart 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2017 pub. 31/03/2017 numac 2017011424 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand type wet prom. 19/03/2017 pub. 05/04/2017 numac 2017030192 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wetgeving tot invoering van een statuut voor pleegzorgers sluiten).

De verplichting om de bijdrage te betalen, gaat evenwel gepaard met uitzonderingen. In zaken die volgens de burgerlijke rechtspleging worden behandeld, kan de bijdrage nooit verschuldigd zijn door personen die juridische tweedelijnsbijstand of rechtsbijstand genieten (artikel 4, § 2, tweede lid, 1°, van de wet van 19 maart 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2017 pub. 31/03/2017 numac 2017011424 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand type wet prom. 19/03/2017 pub. 05/04/2017 numac 2017030192 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wetgeving tot invoering van een statuut voor pleegzorgers sluiten).

B.5.3. De toegang tot de juridische tweedelijnsbijstand en tot de rechtsbijstand wordt toegekend aan de aanvrager die niet beschikt over voldoende bestaansmiddelen om de diensten van zijn advocaat en de gerechtskosten te betalen. Door die personen van de betwiste bijdrage vrij te stellen, heeft de wetgever aldus het recht op toegang tot de rechter willen vrijwaren voor de meest behoeftigen.

B.5.4. Met betrekking tot personen die een vordering inleiden om een collectieve schuldenregeling te verkrijgen, bepaalt artikel 1675/6, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek dat de rechter die uitspraak doet over de toelaatbaarheid van die vordering in zijn beschikking ambtshalve uitspraak doet over de eventuele toekenning van volledige of gedeeltelijke rechtsbijstand.

B.5.5. De ambtshalve uitspraak, in het kader van de toelating tot de collectieve schuldenregeling, over de eventuele toekenning van volledige of gedeeltelijke rechtsbijstand wijkt af van de gemeenrechtelijke regeling die uitgaat van een verzoek om rechtsbijstand (artikelen 664 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek).

Op die manier wordt gewaarborgd dat de personen die wensen toe te treden tot de collectieve schuldenregeling rechtsbijstand genieten indien zij hiervoor in aanmerking komen, ook al dienen zij hiertoe geen verzoek in. Er kan immers worden aangenomen dat die personen doorgaans niet over de nodige bestaansmiddelen beschikken om de rechtsplegingskosten te dragen. De wetgever verlaagt aldus de financiële drempel voor personen die verzoeken om te worden toegelaten tot een collectieve schuldenregeling.

B.6.1. Niet alle personen die zich bevinden in een collectieve schuldenregeling komen evenwel in aanmerking voor juridische tweedelijnsbijstand of voor rechtsbijstand, en zij kunnen derhalve niet steeds de vrijstelling genieten die is vermeld in artikel 4, § 2, tweede lid, 1°, van de wet van 19 maart 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2017 pub. 31/03/2017 numac 2017011424 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand type wet prom. 19/03/2017 pub. 05/04/2017 numac 2017030192 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wetgeving tot invoering van een statuut voor pleegzorgers sluiten.

B.6.2. Personen die een vordering inleiden inzake de toelating tot de collectieve schuldenregeling, bedoeld in artikel 1675/4 van het Gerechtelijk Wetboek, worden vrijgesteld van de betaling van de bijdrage aan het begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand krachtens artikel 4, § 2, tweede lid, 4°, van de wet van 19 maart 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2017 pub. 31/03/2017 numac 2017011424 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand type wet prom. 19/03/2017 pub. 05/04/2017 numac 2017030192 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wetgeving tot invoering van een statuut voor pleegzorgers sluiten.

B.6.3. In haar advies met betrekking tot een amendement op het wetsvoorstel dat tot de betwiste wet heeft geleid, heeft de afdeling wetgeving van de Raad van State over de in het geding zijnde bepaling opgemerkt : « Het spoort moeilijk met artikel 1675/6, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek dat bij het inleiden van de vordering tot collectieve schuldenregeling een bijdrage aan het Fonds zou moeten worden betaald gelet op de in die bepaling opgenomen regel dat de rechter, wanneer hij zo een vordering toelaatbaar acht, ambtshalve uitspraak doet over het toekennen van volledige of gedeeltelijke rechtsbijstand. Het geamendeerde wetsvoorstel dient ook op dit vlak te worden bijgestuurd » (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-1851/008, p. 14).

B.6.4. Om tegemoet te komen aan die opmerking, heeft de wetgever bepaald dat er geen bijdrage wordt geïnd van de eisende partij die een vordering inzake de toelating tot de collectieve schuldenregeling inleidt, bedoeld in artikel 1675/4 van het Gerechtelijk Wetboek (Parl St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-1851/009, p. 12).

B.7.1. Uit artikel 4, § 2, tweede lid, 4°, van de wet van 19 maart 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2017 pub. 31/03/2017 numac 2017011424 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand type wet prom. 19/03/2017 pub. 05/04/2017 numac 2017030192 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wetgeving tot invoering van een statuut voor pleegzorgers sluiten blijkt dat de wetgever niet heeft beoogd alle gedinginleidende akten inzake de collectieve schuldenregeling vrij te stellen van de verplichte bijdrage aan het begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand, maar enkel de gedinginleidende akte inzake de toelating tot de collectieve schuldenregeling, bedoeld in artikel 1675/4 van het Gerechtelijk Wetboek.

B.7.2. In de parlementaire voorbereiding van artikel 4, § 2, tweede lid, 4°, van de wet van 19 maart 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2017 pub. 31/03/2017 numac 2017011424 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand type wet prom. 19/03/2017 pub. 05/04/2017 numac 2017030192 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wetgeving tot invoering van een statuut voor pleegzorgers sluiten wordt gepreciseerd dat de « vordering [...] bedoeld in artikel 1675/4 van het Gerechtelijk Wetboek » betrekking heeft op de « vorderingen inzake toelating tot de procedure inzake collectieve schuldenregeling » (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-1851/009, p. 12), zonder de reikwijdte ervan te beperken tot de vorderingen die bij de arbeidsrechtbank worden ingeleid.

B.7.3. Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat ook de verwijzende rechter van oordeel is dat de in het geding zijnde bepaling geen onderscheid maakt naargelang de vordering tot collectieve schuldenregeling wordt ingeleid bij de arbeidsrechtbank dan wel bij het arbeidshof.

B.7.4. De verwijzende rechter stelt evenwel vast dat die interpretatie niet lijkt te worden gevolgd door de Federale Overheidsdienst Justitie, waaronder het begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand ressorteert, die van oordeel is dat de vrijstelling van de bijdrage bedoeld in artikel 4, § 2, tweede lid, 4°, van de wet van 19 maart 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2017 pub. 31/03/2017 numac 2017011424 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand type wet prom. 19/03/2017 pub. 05/04/2017 numac 2017030192 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wetgeving tot invoering van een statuut voor pleegzorgers sluiten enkel zou gelden in eerste aanleg en niet in hoger beroep. Het is die vaststelling die hem ertoe brengt de voormelde prejudiciële vragen te stellen aan het Hof.

B.8. Zoals blijkt uit hetgeen is vermeld in B.6.1 tot B.6.4, is de vrijstelling van de bijdrage aan het begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand in het kader van de toelating tot de collectieve schuldenregeling ingegeven door het feit dat de rechter, wanneer hij de vordering toelaatbaar acht, ambtshalve uitspraak doet over het toekennen van rechtsbijstand. Overeenkomstig artikel 4, § 2, tweede lid, 1°, van de wet van 19 maart 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2017 pub. 31/03/2017 numac 2017011424 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand type wet prom. 19/03/2017 pub. 05/04/2017 numac 2017030192 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wetgeving tot invoering van een statuut voor pleegzorgers sluiten wordt geen bijdrage geïnd vanwege de eisende partij die juridische tweedelijnsbijstand of rechtsbijstand geniet.

B.9.1. De ratio legis van de in het geding zijnde bepaling geldt op dezelfde wijze voor de vordering die wordt ingeleid in eerste aanleg als voor de vordering die wordt ingesteld in hoger beroep. In het licht van de door de wetgever nagestreefde doelstelling en van het recht op toegang tot de rechter berust het in het eerste onderdeel van de eerste prejudiciële vraag vermelde verschil in behandeling, zoals dat volgt uit de aan het Hof voorgelegde interpretatie van de in het geding zijnde bepaling, niet op een relevant criterium van onderscheid.

B.9.2. Bijgevolg is artikel 4, § 2, tweede lid, 4°, van de wet van 19 maart 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2017 pub. 31/03/2017 numac 2017011424 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand type wet prom. 19/03/2017 pub. 05/04/2017 numac 2017030192 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wetgeving tot invoering van een statuut voor pleegzorgers sluiten, in die zin geïnterpreteerd dat de « vordering [...] bedoeld in artikel 1675/4 van het Gerechtelijk Wetboek » geen betrekking heeft op de vordering inzake de toelating tot de collectieve schuldenregeling ingeleid bij het arbeidshof, niet bestaanbaar met de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.

B.9.3. Zoals blijkt uit hetgeen is vermeld in B.7, en zoals de Ministerraad bevestigt in zijn memorie, dient artikel 4, § 2, tweede lid, 4°, van de wet van 19 maart 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2017 pub. 31/03/2017 numac 2017011424 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand type wet prom. 19/03/2017 pub. 05/04/2017 numac 2017030192 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wetgeving tot invoering van een statuut voor pleegzorgers sluiten evenwel in die zin te worden geïnterpreteerd dat de « vordering [...] bedoeld in artikel 1675/4 van het Gerechtelijk Wetboek » ook betrekking heeft op de vordering inzake de toelating tot de collectieve schuldenregeling ingeleid bij het arbeidshof. In die interpretatie bestaat er geen verschil in behandeling tussen de rechtzoekende die een vordering inzake de toelating tot de collectieve schuldenregeling inleidt bij de arbeidsrechtbank en de rechtzoekende die eenzelfde vordering inleidt bij het arbeidshof, en is de in het geding zijnde bepaling bestaanbaar met de in de prejudiciële vragen vermelde referentienormen.

B.10. Rekening houdend met hetgeen is vermeld in B.9.3, behoeft het tweede onderdeel van de eerste prejudiciële vraag in de zaak nr. 6737 geen antwoord.

B.11. Uit de motivering van de verwijzingsbeslissing blijkt voorts dat de tweede prejudiciële vraag berust op de vaststelling dat de persoon die hoger beroep instelt tegen een beschikking van de arbeidsrechtbank waarbij is geoordeeld dat de vordering inzake de toelating tot de collectieve schuldenregeling bedoeld in artikel 1675/4 van het Gerechtelijk Wetboek niet toelaatbaar was, de bijdrage aan het begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand dient te betalen opdat zijn zaak op de rol van het arbeidshof kan worden ingeschreven.

B.12. Rekening houdend met hetgeen is vermeld in B.9.2 en B.9.3, behoeft de tweede prejudiciële vraag in de zaak nr. 6737 evenmin een antwoord.

Ten aanzien van de prejudiciële vraag in de zaak nr. 6739 B.13. De verwijzende rechter in de zaak nr. 6739 wenst van het Hof te vernemen of artikel 4, § 2, tweede lid, 4°, van de wet van 19 maart 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2017 pub. 31/03/2017 numac 2017011424 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand type wet prom. 19/03/2017 pub. 05/04/2017 numac 2017030192 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wetgeving tot invoering van een statuut voor pleegzorgers sluiten bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre een persoon die een vordering inleidt inzake de toelating tot de collectieve schuldenregeling is vrijgesteld van de bijdrage van twintig euro aan het begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand, terwijl een persoon die zich in een collectieve schuldenregeling bevindt, ertoe kan worden verplicht de bijdrage aan het fonds te betalen bij de vordering in hoger beroep met betrekking tot een toestemming om een handelsactiviteit uit te oefenen op grond van artikel 1675/7, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek.

B.14. Artikel 1675/7, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt : « De beschikking van toelaatbaarheid houdt voor de verzoeker het verbod in om, behoudens toestemming van de rechter : - enige daad te stellen die een normaal vermogensbeheer te buiten gaat; - enige daad te stellen die een schuldeiser zou bevoordelen, behoudens de betaling van een onderhoudsschuld voor zover deze geen achterstallen betreft; - zijn onvermogen te vergroten ».

B.15.1. Bij zijn arrest nr. 38/2020 van 12 maart 2020 heeft het Hof geoordeeld dat artikel 4, § 2, tweede lid, 4°, van de wet van 19 maart 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2017 pub. 31/03/2017 numac 2017011424 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand type wet prom. 19/03/2017 pub. 05/04/2017 numac 2017030192 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wetgeving tot invoering van een statuut voor pleegzorgers sluiten niet bestaanbaar is met de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre het niet voorziet in een vrijstelling van de bijdrage aan het begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand voor een persoon die is toegelaten tot een collectieve schuldenregeling en in het kader van die regeling hoger beroep instelt tegen een beslissing van de arbeidsrechtbank die geen betrekking heeft op de toelating tot de collectieve schuldenregeling bedoeld in artikel 1675/4 van het Gerechtelijk Wetboek.

B.15.2. Dat arrest is gegrond op de vaststelling dat het verzoek tot het verkrijgen van een collectieve schuldenregeling enkel wordt toegelaten indien de schuldenaar niet in staat is om, op duurzame wijze, zijn opeisbare of nog te vervallen schulden te betalen (artikel 1675/2 van het Gerechtelijk Wetboek). Voor personen die zich bevinden in een dergelijke precaire situatie kan de bijdrage van twintig euro aan het begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand een financiële drempel vormen die hen ervan zou kunnen weerhouden om in het kader van een dergelijke regeling hoger beroep in te stellen tegen een beslissing van de arbeidsrechtbank.

B.15.3. Aldus doet de in het geding zijnde bepaling afbreuk aan het recht op toegang tot de rechter van de betrokken personen en behandelt zij hen anders dan de personen die een vrijstelling kunnen genieten op grond van artikel 4, § 2, tweede lid, 4°, van de wet van 19 maart 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2017 pub. 31/03/2017 numac 2017011424 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand type wet prom. 19/03/2017 pub. 05/04/2017 numac 2017030192 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wetgeving tot invoering van een statuut voor pleegzorgers sluiten, zonder dat daarvoor een redelijke verantwoording bestaat.

B.16. De prejudiciële vraag in de zaak nr. 6739 dient bevestigend te worden beantwoord.

B.17. Aangezien de in B.15.1 gedane vaststelling van de lacune is uitgedrukt in voldoende nauwkeurige en volledige bewoordingen die toelaten de in het geding zijnde bepaling toe te passen met inachtneming van de referentienormen op grond waarvan het Hof zijn toetsingsbevoegdheid uitoefent, staat het aan de verwijzende rechters een einde te maken aan de schending van die normen.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : 1. - Artikel 4, § 2, tweede lid, 4°, van de wet van 19 maart 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2017 pub. 31/03/2017 numac 2017011424 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand type wet prom. 19/03/2017 pub. 05/04/2017 numac 2017030192 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wetgeving tot invoering van een statuut voor pleegzorgers sluiten « tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand » schendt de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, indien het in die zin wordt geïnterpreteerd dat het geen betrekking heeft op de vordering inzake de toelating tot de collectieve schuldenregeling ingeleid bij het arbeidshof. - Dezelfde bepaling schendt niet de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, indien zij in die zin wordt geïnterpreteerd dat zij ook betrekking heeft op de vordering inzake de toelating tot de collectieve schuldenregeling ingeleid bij het arbeidshof. 2. Het tweede onderdeel van de eerste prejudiciële vraag en de tweede prejudiciële vraag in de zaak nr.6737 behoeven geen antwoord. 3. Artikel 4, § 2, tweede lid, 4°, van dezelfde wet van 19 maart 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2017 pub. 31/03/2017 numac 2017011424 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand type wet prom. 19/03/2017 pub. 05/04/2017 numac 2017030192 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wetgeving tot invoering van een statuut voor pleegzorgers sluiten schendt de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre het niet voorziet in een vrijstelling van de bijdrage aan het begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand voor een persoon die is toegelaten tot een collectieve schuldenregeling en in het kader van die regeling hoger beroep instelt tegen een beslissing van de arbeidsrechtbank die geen betrekking heeft op de toelating tot de collectieve schuldenregeling bedoeld in artikel 1675/4 van het Gerechtelijk Wetboek. Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 4 juni 2020.

De griffier, De voorzitter, F. Meersschaut F. Daoût

^