Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 04 januari 2021

Uittreksel uit arrest nr. 139/2020 van 22 oktober 2020 Rolnummer 7098 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 11, 1°, van de wet van 11 juli 2018 « houdende diverse bepalingen in strafzaken », ingesteld door Isabelle Mattiuz en ande Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en L. Lavrysen, de rechters J.-(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2020204564
pub.
04/01/2021
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 139/2020 van 22 oktober 2020 Rolnummer 7098 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 11, 1°, van de wet van 11 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/07/2018 pub. 18/07/2018 numac 2018040294 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen in strafzaken sluiten « houdende diverse bepalingen in strafzaken », ingesteld door Isabelle Mattiuz en anderen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en L. Lavrysen, de rechters J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache en T. Detienne, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter A. Alen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 18 januari 2019 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 22 januari 2019, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 11, 1°, van de wet van 11 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/07/2018 pub. 18/07/2018 numac 2018040294 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen in strafzaken sluiten « houdende diverse bepalingen in strafzaken » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 18 juli 2018) door Isabelle Mattiuz, Caroline Van Coppenolle, Caroline Mertens, Hilde Lefevre, Virginie Polet en Pierre Hubaux, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr.P. Joassart, advocaat bij de balie te Brussel. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepaling en de context ervan B.1. Artikel 11, 1°, van de wet van 11 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/07/2018 pub. 18/07/2018 numac 2018040294 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen in strafzaken sluiten « houdende diverse bepalingen in strafzaken » (hierna : de wet van 11 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/07/2018 pub. 18/07/2018 numac 2018040294 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen in strafzaken sluiten) bepaalt : « In artikel 196ter van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 mei 2006 en gewijzigd bij de wetten van 5 mei 2014 en 4 mei 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende : ' De benoeming tot werkend assessor in de strafuitvoeringsrechtbank wordt, voor de opening van het recht en de berekening van het pensioen, gelijkgesteld met een vaste benoeming.Voor de berekening van het rustpensioen worden de in die hoedanigheid gepresteerde diensten in aanmerking genomen naar rata van 1/60 per jaar dienst. ' ».

B.2.1. Bij de voormelde bepaling wordt artikel 196ter van het Gerechtelijk Wetboek aangevuld, waarin onder meer de voorwaarden worden geregeld voor de benoeming in het ambt van assessor in de strafuitvoeringsrechtbank.

Artikel 46 van de wet van 4 mei 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/05/2016 pub. 13/05/2016 numac 2016009201 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie sluiten « houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie » heeft artikel 196ter van het Gerechtelijk Wetboek een eerste maal gewijzigd door, in paragraaf 2 ervan, te bepalen dat het ambt van werkend assessor in de strafuitvoeringsrechtbank voltijds wordt uitgeoefend en dat de benoeming in de hoedanigheid van assessor geldt voor een periode van een jaar, die een eerste maal voor een periode van drie jaar en vervolgens telkens voor een periode van vier jaar kan worden verlengd, na evaluatie.

Door die eerste wijziging kan een assessor in de strafuitvoeringsrechtbank voortaan onbeperkt worden benoemd tot het einde van zijn beroepsloopbaan.

Vanuit het oogpunt van de opening van het recht op het pensioen en van de berekening ervan had de voormelde wet van 4 mei 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/05/2016 pub. 13/05/2016 numac 2016009201 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie sluiten de administratieve situatie van de werkend assessoren echter niet geregeld, terwijl die regelgeving wegens de hiervoor in herinnering gebrachte wijziging noodzakelijk was gemaakt.

B.2.2. Artikel 11, 1°, van de wet van 11 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/07/2018 pub. 18/07/2018 numac 2018040294 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen in strafzaken sluiten heeft precies ten doel de benoeming tot werkend assessor, voor de opening van het recht en de berekening van het pensioen, met een vaste benoeming gelijk te stellen. Dat artikel werd als volgt toegelicht : « De assessoren in de strafuitvoeringsrechtbank worden benoemd voor een termijn van een jaar, die een eerste maal voor drie jaar en vervolgens telkens voor vier jaar kan worden verlengd, na evaluatie.

Sinds de inwerkingtreding van de wet van 4 mei 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/05/2016 pub. 13/05/2016 numac 2016009201 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie sluiten is de benoeming van de assessoren in de strafuitvoeringsrechtbank dus niet meer beperkt tot een periode van 8 jaar : de personen die in dat ambt benoemd zijn, van wie de meesten leden van de administratie zijn, kunnen dat ambt, waarvoor zij een wedde ontvangen die gelijkwaardig is aan de wedde van een rechter, dus uitoefenen zolang hun mandaat wordt verlengd. Het verschil in wedde ten opzichte van de vroegere wedde kan dus aanzienlijk zijn.

De onbeperkte verlenging van dat mandaat verandert niets aan het feit dat die benoeming tot assessor in de strafuitvoeringsrechtbank voor de berekening van het pensioen een voorlopige benoeming blijft, die niet tot een vaste benoeming kan leiden.

Aangezien de benoeming geen definitief karakter heeft, worden de prestaties verricht in het kader van dit ambt, overeenkomstig artikel 8 van de algemene wet van 21 juli 1844Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/07/1844 pub. 18/12/2009 numac 2009000815 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Algemene wet op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen type wet prom. 21/07/1844 pub. 21/02/2012 numac 2012200994 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Algemene wet op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen type wet prom. 21/07/1844 pub. 04/06/2015 numac 2015000300 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Algemene wet op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen, niet in aanmerking genomen voor de berekening van het pensioen van de openbare sector.

Rekening houdend met het feit dat deze benoemingen voortaan zonder beperking in de tijd verlengbaar zijn, beoogt deze bepaling de gelijkschakeling van de benoeming tot werkend assessor in de strafuitvoeringsrechtbank met een vaste benoeming, voor de opening van het recht en de berekening van het pensioen. Door de wedden die verband houden met de uitoefening van hun ambt als assessor in aanmerking [te nemen] voor de berekening van hun pensioen, wordt de bijdrage, meestal op lange termijn, van die assessoren tot de werking van de strafuitvoeringsrechtbanken opgewaardeerd. Voor de berekening van het rustpensioen worden de in die hoedanigheid gepresteerde diensten in aanmerking genomen naar rata van 1/60 per jaar dienst » (Parl. St., Kamer, 2017-2018, DOC 54-2969/001, pp. 18-19).

Ten aanzien van het belang B.3.1. De verzoekende partijen zijn werkend assessoren in de strafuitvoeringsrechtbank. Zij doen gelden dat zij rechtstreeks en ongunstig worden geraakt door artikel 11, 1°, van de wet van 11 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/07/2018 pub. 18/07/2018 numac 2018040294 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen in strafzaken sluiten, in die zin geïnterpreteerd dat het hun, in tegenstelling tot wat het geval is voor de andere vastbenoemde statutaire ambtenaren, niet de mogelijkheid biedt de andere sociale prestaties te genieten dan die welke bij de bestreden bepaling worden vermeld, te weten die betreffende het recht op het pensioen. Bovendien wordt, voor de berekening van het rustpensioen van de overheidssector, bij de bestreden bepaling voorzien in een minder voordelig tantième dan dat welk de vastbenoemde beroepsmagistraten genieten, hetgeen, volgens hen, ook hun belang om in rechte te treden zou verantwoorden.

B.3.2. Volgens de Ministerraad stellen de verzoekende partijen ten onrechte dat zij niet alle sociale prestaties genieten die de statutaire ambtenaren genieten. Het nadeel dat zij aanvoeren zou zuiver hypothetisch zijn, aangezien zij niet betwisten dat zij thans al die prestaties genieten. Met betrekking tot het preferentiële tantième dat op hen wordt toegepast, ziet de Ministerraad niet in welk nadeel de verzoekende partijen zouden lijden, terwijl er nooit sprake van is geweest op hen een ander tantième toe te passen dan dat welk standaard in het openbaar ambt wordt toegekend. Het beroep zou dus niet ontvankelijk zijn.

B.3.3. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof vereisen dat elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt, doet blijken van een belang. Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt.

B.3.4. Voor de beoordeling van het belang moet een onderscheid worden gemaakt tussen de eerste en de tweede zin van artikel 196ter, § 2, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals ingevoegd bij de bestreden bepaling. De eerste zin stelt de benoeming tot werkend assessor in de strafuitvoeringsrechtbank gelijk met een vaste benoeming voor de opening van het recht op en de berekening van het pensioen. De elementen die de verzoekende partijen aanvoeren, zijn niet van dien aard dat zij doen blijken van een voldoende belang bij de vernietiging van die bepaling. Zij betwisten immers niet hetgeen uit hun weddefiches blijkt, namelijk dat zij thans, om de in B.2.2 vermelde redenen, dezelfde sociale prestaties genieten als de statutaire ambtenaren, naast die welke specifiek in de bestreden bepaling zijn opgenomen. Voor het overige is het in de hoedanigheid van « statutair ambtenaar » dat zij van de FOD Beleid en Ondersteuning (Bosa) hun weddefiche ontvangen, waarop een percentage persoonlijke bijdrage aan de sociale zekerheid van 11,05 % wordt vermeld, wat gelijk is aan het bedrag dat op de wedde van de statutaire ambtenaren wordt ingehouden.

De loutere « vrees », die door de verzoekende partijen wordt aangevoerd, dat de bestreden bepaling het voorwerp zou uitmaken van een andere interpretatie en het verzoek dat zij aan het Hof richten om « over te gaan tot een verzoenende interpretatie van de tekst » die hun de mogelijkheid zou bieden « zich te beschermen tegen elk initiatief dat ertoe strekt hen niet gelijk te stellen voor de andere socialezekerheidsregelingen », betreffen een hypothetisch belang.

De verzoekende partijen doen bijgevolg niet blijken van het vereiste belang bij de vernietiging van artikel 196ter, § 2, derde lid, eerste zin, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals ingevoegd bij de bestreden bepaling.

B.3.5. De tweede zin van artikel 196ter, § 2, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals ingevoegd bij de bestreden bepaling, bepaalt dat voor de berekening van het rustpensioen de als werkend assessor gepresteerde diensten in aanmerking worden genomen « naar rata van 1/60 per jaar dienst ». Die regeling komt overeen met die welke standaard in het openbaar ambt wordt toegepast, zoals bepaald in artikel 8 van de algemene wet van 21 juli 1844Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/07/1844 pub. 18/12/2009 numac 2009000815 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Algemene wet op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen type wet prom. 21/07/1844 pub. 21/02/2012 numac 2012200994 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Algemene wet op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen type wet prom. 21/07/1844 pub. 04/06/2015 numac 2015000300 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Algemene wet op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten « op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen » en in de erbij gevoegde tabel, zodanig dat het tantième 1/60ste per jaar dienst waarin is voorzien bij de bestreden bepaling hetzelfde is als het tantième dat wordt toegepast op de vastbenoemde statutaire ambtenaren. De verzoekende partijen betwisten evenwel dat zij niet het aan de beroepsmagistraten toegekende preferentiële tantième (1/48ste) kunnen genieten.

De verzoekers kunnen rechtstreeks en ongunstig worden geraakt door een bepaling die andere categorieën van overheidspersoneel een gunstiger pensioenregeling toekent. Het is niet vereist dat een eventuele vernietiging hun een onmiddellijk voordeel oplevert. De omstandigheid dat de verzoekers, als gevolg van de vernietiging van de bestreden bepaling, een kans zouden krijgen dat hun situatie in een gunstigere zin wordt geregeld, volstaat om hun belang bij het bestrijden van die bepaling te verantwoorden. Daarbij is, zoals de Ministerraad aanvoert, het feit dat zij in het verleden nooit de afwijkende preferentiële voorwaarden hebben kunnen genieten niet relevant.

De verzoekende partijen doen blijken van het vereiste belang bij de vernietiging van artikel 196ter, § 2, derde lid, tweede zin, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals ingevoegd bij de bestreden bepaling.

Ten gronde B.4. Het eerste middel is gericht tegen artikel 196ter, § 2, derde lid, eerste zin, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals ingevoegd bij de bestreden bepaling. Aangezien het beroep niet ontvankelijk is in zoverre het die bepaling betreft, dient het eerste middel niet te worden onderzocht.

B.5. Het tweede middel is gericht tegen artikel 196ter, § 2, derde lid, tweede zin, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals ingevoegd bij de bestreden bepaling. De verzoekende partijen doen gelden dat zij worden gediscrimineerd, in zoverre voor de berekening van hun pensioen bij de bestreden bepaling wordt voorzien in de toepassing van tantièmes die minder aantrekkelijk zijn (1/60ste) dan die welke de beroepsmagistraten genieten (1/48ste).

B.6. Het pensioen van het overheidspersoneel, met inbegrip van dat van de magistraten, wordt berekend overeenkomstig de volgende formule : tantième x referentiewedde x aantal aanneembare dienstjaren.

De wet van 28 december 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/12/2011 pub. 30/12/2011 numac 2011021115 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 28/12/2011 pub. 30/12/2011 numac 2011021116 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake justitie (1) type wet prom. 28/12/2011 pub. 30/12/2011 numac 2011021117 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake justitie (1) sluiten « houdende diverse bepalingen inzake justitie (I) » heeft voor magistraten die op 1 januari 2012 de leeftijd van 55 jaar nog niet hadden bereikt, het emeritaat, zoals bedoeld in artikel 391 van het Gerechtelijk Wetboek, afgeschaft. Het op die magistraten van toepassing zijnde pensioenstelsel werd in ruime mate geharmoniseerd met dat van het overheidspersoneel, waarin door titel 8 (« Pensioenen ») van de wet van 28 december 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/12/2011 pub. 30/12/2011 numac 2011021115 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 28/12/2011 pub. 30/12/2011 numac 2011021116 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake justitie (1) type wet prom. 28/12/2011 pub. 30/12/2011 numac 2011021117 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake justitie (1) sluiten « houdende diverse bepalingen » eveneens belangrijke wijzigingen werden aangebracht. Hoewel het nadeliger is dan de vroegere toepasselijke preferentiële tantièmes van 1/30 en 1/35, is het tantième van 1/48 nog steeds gunstiger dan datgene dat van toepassing is op het overheidspersoneel.

De werkende assessoren in de strafuitvoeringsrechtbank hebben, zoals blijkt uit de in B.2.2 vermelde parlementaire voorbereiding, voor de prestaties verricht in het kader van dat ambt nooit een rustpensioen genoten. De bestreden bepaling heeft daarin verandering gebracht.

Zoals in B.3.5 is vermeld, is het tantième van 1/60 per jaar dienst waarin is voorzien bij de bestreden bepaling hetzelfde als het tantième dat in de regel wordt toegepast op het overheidspersoneel.

B.7. Het voormelde verschil in behandeling tussen de beroepsmagistraten die het preferentiële tantième genieten en de werkende assessoren in de strafuitvoeringsrechtbank kan objectief en redelijk worden verantwoord door de respectieve wijzen van benoeming in die ambten. De toegang tot het ambt van beroepsmagistraat (artikel 190 van het Gerechtelijk Wetboek) is aan aanzienlijk strengere voorwaarden onderworpen dan het ambt van werkend assessor in strafuitvoeringszaken (artikel 196ter, § 1, van hetzelfde Wetboek). De wetgever mocht er redelijkerwijze van uitgaan dat, door die strengere toegangsvereisten, de beroepsmagistraat in veel gevallen later aan zijn loopbaan begint. Nu de bestreden bepaling aan de werkende assessoren in de strafuitvoeringsrechtbank een rustpensioen verleent dat zij voorheen niet genoten, brengt zij ten slotte geen onevenredige gevolgen met zich mee.

B.8. Het middel is niet gegrond.

Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.

Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 22 oktober 2020.

De griffier, De voorzitter, F. Meersschaut F. Daoût

^