Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 05 juli 2021

Uittreksel uit arrest nr. 3/2021 van 14 januari 2021 Rolnummer 7135 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 221, § 2, van de wet van 30 juli 2018 « betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwe Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en L. Lavrysen, en de rechters (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2021200338
pub.
05/07/2021
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 3/2021 van 14 januari 2021 Rolnummer 7135 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 221, § 2, van de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens type wet prom. 30/07/2018 pub. 30/03/2021 numac 2021030655 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 30/07/2018 pub. 14/08/2018 numac 2018031595 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de bescherming van bedrijfsgeheimen type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018031589 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende diverse bepalingen inzake Economie type wet prom. 30/07/2018 pub. 10/08/2018 numac 2018031637 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse financiële bepalingen sluiten « betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens », ingesteld door de vzw « Verbond van Belgische Ondernemingen ».

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en L. Lavrysen, en de rechters T. Merckx-Van Goey, R. Leysen, M. Pâques, Y. Kherbache en T. Detienne, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 5 maart 2019 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 6 maart 2019, heeft de vzw « Verbond van Belgische Ondernemingen », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. M. Grégoire, advocaat bij het Hof van Cassatie, en Mr. C. De Jonghe, advocaat bij de balie te Brussel, beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 221, § 2, van de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens type wet prom. 30/07/2018 pub. 30/03/2021 numac 2021030655 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 30/07/2018 pub. 14/08/2018 numac 2018031595 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de bescherming van bedrijfsgeheimen type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018031589 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende diverse bepalingen inzake Economie type wet prom. 30/07/2018 pub. 10/08/2018 numac 2018031637 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse financiële bepalingen sluiten « betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 5 september 2018). (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepaling en de context ervan B.1. De verzoekende partij vordert de vernietiging van artikel 221, § 2, van de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens type wet prom. 30/07/2018 pub. 30/03/2021 numac 2021030655 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 30/07/2018 pub. 14/08/2018 numac 2018031595 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de bescherming van bedrijfsgeheimen type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018031589 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende diverse bepalingen inzake Economie type wet prom. 30/07/2018 pub. 10/08/2018 numac 2018031637 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse financiële bepalingen sluiten « betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens » (hierna : de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens type wet prom. 30/07/2018 pub. 30/03/2021 numac 2021030655 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 30/07/2018 pub. 14/08/2018 numac 2018031595 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de bescherming van bedrijfsgeheimen type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018031589 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende diverse bepalingen inzake Economie type wet prom. 30/07/2018 pub. 10/08/2018 numac 2018031637 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse financiële bepalingen sluiten).

B.2. De wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens type wet prom. 30/07/2018 pub. 30/03/2021 numac 2021030655 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 30/07/2018 pub. 14/08/2018 numac 2018031595 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de bescherming van bedrijfsgeheimen type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018031589 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende diverse bepalingen inzake Economie type wet prom. 30/07/2018 pub. 10/08/2018 numac 2018031637 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse financiële bepalingen sluiten past in het kader van de bescherming van persoonsgegevens in het Belgische recht, ingevolge de aanneming, op het niveau van de Europese Unie, van de verordening (EU) nr. 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 « betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (Algemene verordening gegevensbescherming) » (hierna : de AVG).

Met het oog op de uitvoering van de AVG heeft de Belgische wetgever een kaderwetgeving aangenomen, die met name de wet van 3 december 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten « tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit » (hierna : de wet van 3 december 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten) en de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens type wet prom. 30/07/2018 pub. 30/03/2021 numac 2021030655 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 30/07/2018 pub. 14/08/2018 numac 2018031595 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de bescherming van bedrijfsgeheimen type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018031589 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende diverse bepalingen inzake Economie type wet prom. 30/07/2018 pub. 10/08/2018 numac 2018031637 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse financiële bepalingen sluiten omvat.

Wat het recht van de Europese Unie betreft B.3. De AVG voert een systeem van sancties in dat ertoe strekt de naleving van de verplichtingen van de verantwoordelijken voor de verwerking van persoonsgegevens te waarborgen. Er bestaan meerdere types van sancties : naast de corrigerende maatregelen waarin de AVG voorziet (artikel 58, lid 2), voeren de lidstaten ook administratieve geldboeten (artikel 83) en strafsancties (artikel 84) in.

B.4. Artikel 83 van de AVG, met als opschrift « Algemene voorwaarden voor het opleggen van administratieve geldboeten », bepaalt : « 1. Elke toezichthoudende autoriteit zorgt ervoor dat de administratieve geldboeten die uit hoofde van dit artikel worden opgelegd voor de in de leden 4, 5 en 6 vermelde inbreuken op deze verordening in elke zaak doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. 2. Administratieve geldboeten worden, naargelang de omstandigheden van het concrete geval, opgelegd naast of in plaats van de in artikel 58, lid 2, onder a) tot en met h) en onder j), bedoelde maatregelen.Bij het besluit over de vraag of een administratieve geldboete wordt opgelegd en over de hoogte daarvan wordt voor elk concreet geval naar behoren rekening gehouden met het volgende : a) de aard, de ernst en de duur van de inbreuk, rekening houdend met de aard, de omvang of het doel van de verwerking in kwestie alsmede het aantal getroffen betrokkenen en de omvang van de door hen geleden schade;b) de opzettelijke of nalatige aard van de inbreuk;c) de door de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker genomen maatregelen om de door betrokkenen geleden schade te beperken;d) de mate waarin de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker verantwoordelijk is gezien de technische en organisatorische maatregelen die hij heeft uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 25 en 32;e) eerdere relevante inbreuken door de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker;f) de mate waarin er met de toezichthoudende autoriteit is samengewerkt om de inbreuk te verhelpen en de mogelijke negatieve gevolgen daarvan te beperken;g) de categorieën van persoonsgegevens waarop de inbreuk betrekking heeft;h) de wijze waarop de toezichthoudende autoriteit kennis heeft gekregen van de inbreuk, met name of, en zo ja in hoeverre, de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker de inbreuk heeft gemeld;i) de naleving van de in artikel 58, lid 2, genoemde maatregelen, voor zover die eerder ten aanzien van de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker in kwestie met betrekking tot dezelfde aangelegenheid zijn genomen;j) het aansluiten bij goedgekeurde gedragscodes overeenkomstig artikel 40 of van goedgekeurde certificeringsmechanismen overeenkomstig artikel 42;en k) elke andere op de omstandigheden van de zaak toepasselijke verzwarende of verzachtende factor, zoals gemaakte financiële winsten, of vermeden verliezen, die al dan niet rechtstreeks uit de inbreuk voortvloeien.3. Indien een verwerkingsverantwoordelijke of een verwerker opzettelijk of uit nalatigheid met betrekking tot dezelfde of daarmee verband houdende verwerkingsactiviteiten een inbreuk pleegt op meerdere bepalingen van deze verordening, is de totale geldboete niet hoger dan die voor de zwaarste inbreuk.4. Inbreuken op onderstaande bepalingen zijn overeenkomstig lid 2 onderworpen aan administratieve geldboeten tot 10 000 000 EUR of, voor een onderneming, tot 2 % van de totale wereldwijde jaaromzet in het voorgaande boekjaar, indien dit cijfer hoger is : a) de verplichtingen van de verwerkingsverantwoordelijke en de verwerker overeenkomstig de artikelen 8, 11, 25 tot en met 39, en 42 en 43;b) de verplichtingen van het certificeringsorgaan overeenkomstig de artikelen 42 en 43;c) de verplichtingen van het toezichthoudend orgaan overeenkomstig artikel 41, lid 4.5. Inbreuken op onderstaande bepalingen zijn overeenkomstig lid 2 onderworpen aan administratieve geldboeten tot 20 000 000 EUR of, voor een onderneming, tot 4 % van de totale wereldwijde jaaromzet in het voorgaande boekjaar, indien dit cijfer hoger is : a) de basisbeginselen inzake verwerking, met inbegrip van de voorwaarden voor toestemming, overeenkomstig de artikelen 5, 6, 7 en 9;b) de rechten van de betrokkenen overeenkomstig de artikelen 12 tot en met 22;c) de doorgiften van persoonsgegevens aan een ontvanger in een derde land of een internationale organisatie overeenkomstig de artikelen 44 tot en met 49;d) alle verplichtingen uit hoofde van krachtens hoofdstuk IX door de lidstaten vastgesteld recht;e) niet-naleving van een bevel of een tijdelijke of definitieve verwerkingsbeperking of een opschorting van gegevensstromen door de toezichthoudende autoriteit overeenkomstig artikel 58, lid 2, of niet-verlening van toegang in strijd met artikel 58, lid 1.6. Niet-naleving van een bevel van de toezichthoudende autoriteit als bedoeld in artikel 58, lid 2, is overeenkomstig lid 2 van dit artikel onderworpen aan administratieve geldboeten tot 20 000 000 EUR of, voor een onderneming, tot 4 % van de totale wereldwijde jaaromzet in het voorgaande boekjaar, indien dit cijfer hoger is.7. Onverminderd de bevoegdheden tot het nemen van corrigerende maatregelen van de toezichthoudende autoriteiten overeenkomstig artikel 58, lid 2, kan elke lidstaat regels vaststellen betreffende de vraag of en in hoeverre administratieve geldboeten kunnen worden opgelegd aan in die lidstaat gevestigde overheidsinstanties en overheidsorganen.8. De uitoefening door de toezichthoudende autoriteit van haar bevoegdheden uit hoofde van dit artikel is onderworpen aan passende procedurele waarborgen overeenkomstig het Unierecht en het lidstatelijke recht, waaronder een doeltreffende voorziening in rechte en eerlijke rechtsbedeling.9. Wanneer het rechtsstelsel van de lidstaat niet voorziet in administratieve geldboeten, kan dit artikel aldus worden toegepast dat geldboeten worden geïnitieerd door de bevoegde toezichthoudende autoriteit en opgelegd door bevoegde nationale gerechten, waarbij wordt gewaarborgd dat deze rechtsmiddelen doeltreffend zijn en eenzelfde effect hebben als de door toezichthoudende autoriteiten opgelegde administratieve geldboeten.De boeten zijn in elk geval doeltreffend, evenredig en afschrikkend. Die lidstaten delen de Commissie uiterlijk op 25 mei 2018 de wetgevingsbepalingen mee die zij op grond van dit lid vaststellen, alsmede onverwijld alle latere wijzigingen daarvan en alle daarop van invloed zijnde wijzigingswetgeving ».

Lid 7, dat de mogelijkheid invoert, voor de lidstaten, om te bepalen in hoeverre administratieve geldboeten kunnen worden opgelegd aan overheidsinstanties en overheidsorganen, kwam niet voor in het oorspronkelijke voorstel van het Parlement (COM (2012) 11 final) en werd ingevoegd op initiatief van de Raad (DOC, nr. 5419/1/16 REV 1).

B.5. Artikel 84 van de AVG, met als opschrift « Sancties », bepaalt : « 1. De lidstaten stellen de regels inzake andere sancties vast die van toepassing zijn op inbreuken op deze verordening, in het bijzonder op inbreuken die niet aan administratieve geldboeten onderworpen zijn overeenkomstig artikel 83, en treffen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat zij worden toegepast. Die sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. 2. Elke lidstaat deelt de Commissie uiterlijk op 25 mei 2018 de overeenkomstig lid 1 vastgestelde wetgevingsbepalingen mee, alsook onverwijld alle latere wijzigingen daarvan ». B.6. Overweging 150 van de AVG werd voor de eerste keer, tijdens de procedure van vaststelling van de AVG door de Raad, ingevoegd in het Standpunt (EU) nr. 6/2016 dat op 8 april 2016 door de Raad werd vastgesteld (PB C 159 van 3 mei 2016, p. 27). Zij luidt als volgt : « Teneinde de administratieve straffen tegen inbreuken op deze verordening te versterken en te harmoniseren dient iedere toezichthoudende autoriteit bevoegd te zijn om administratieve geldboeten op te leggen. In deze verordening dienen inbreuken te worden benoemd, evenals maxima en criteria voor de vaststelling van de daaraan verbonden administratieve geldboeten, die per afzonderlijk geval dienen te worden bepaald door de bevoegde toezichthoudende autoriteit, rekening houdend met alle relevante omstandigheden van de specifieke situatie, met inachtneming van met name de aard, de ernst en de duur van de inbreuk en van de gevolgen ervan en de maatregelen die zijn genomen om naleving van de verplichtingen uit hoofde van deze verordening te waarborgen en de gevolgen van de inbreuk te voorkomen of te beperken. Wanneer de administratieve geldboeten worden opgelegd aan een onderneming, moet een onderneming in die context worden gezien als een onderneming overeenkomstig de artikelen 101 en 102 van het VWEU. Wanneer administratieve geldboeten worden opgelegd aan personen die geen onderneming zijn, moet de toezichthoudende autoriteit bij het bepalen van een passend bedrag voor de geldboete rekening houden met het algemene inkomensniveau in de lidstaat en de economische situatie van de persoon in kwestie. Het coherentiemechanisme kan ook worden gebruikt ter bevordering van een consequente toepassing van administratieve geldboeten. Het dient aan de lidstaten te zijn om te bepalen of en in hoeverre overheidsinstanties aan administratieve geldboeten moeten zijn onderworpen. Het opleggen van een administratieve geldboete of het geven van een waarschuwing heeft geen gevolgen voor de uitoefening van andere bevoegdheden van de toezichthoudende autoriteiten of voor het toepassen van andere sancties uit hoofde van deze verordening ».

Wat het Belgische recht betreft B.7. De mogelijkheid waarin wordt voorzien in artikel 83, lid 7, van de AVG, wordt in het interne recht geïmplementeerd bij het bestreden artikel 221, § 2, van de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens type wet prom. 30/07/2018 pub. 30/03/2021 numac 2021030655 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 30/07/2018 pub. 14/08/2018 numac 2018031595 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de bescherming van bedrijfsgeheimen type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018031589 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende diverse bepalingen inzake Economie type wet prom. 30/07/2018 pub. 10/08/2018 numac 2018031637 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse financiële bepalingen sluiten, dat bepaalt : « Het artikel 83 van de Verordening is niet van toepassing op de overheid en hun aangestelden of gemachtigden, tenzij het gaat om een publiekrechtelijke rechtspersoon die goederen of diensten aanbiedt op een markt ».

Die bepaling vloeit voort uit een amendement dat op 3 juli 2018 werd ingediend, zijnde nadat de afdeling wetgeving van de Raad van State haar advies heeft uitgebracht (Parl. St., Kamer, 2017-2018, DOC 54-3126/002, p. 55). De tekst die destijds in artikel 234 in het oorspronkelijke wetsontwerp was opgenomen, had tot doel de overheden, alsook hun aangestelden of gemachtigden, vrij te stellen van enige administratieve geldboete.

B.8. De parlementaire voorbereiding betreffende de oorspronkelijke versie van de bestreden bepaling vermeldt : « Het is duidelijk dat de overheid niet uitgesloten is van de verplichtingen voorzien in de Verordening en deze wet. Er is echter voor geopteerd om geen administratieve geldboetes op te leggen aan de overheid als bedoeld in artikel 5. Zij worden echter wel onderworpen aan niet-geldelijke administratieve sancties alsook aan strafrechtelijke sancties.

Dit verschil in behandeling wordt verklaard door het feit dat het bestuur de taak heeft om het algemeen belang te dienen. Bovendien is de administratie in de meeste gevallen verplicht om persoonsgegevens te verwerken en heeft deze er geen financieel voordeel uit. Het administratief recht is een uitzonderingsrecht dat rekening houdt met de bijzondere positie van de uitvoerende macht in het rechtsverkeer.

Zo kan de overheid eenzijdige beslissingen nemen en aan de burger opleggen, maar is het bestuur omgekeerd ook onderworpen aan allerlei bijzondere verplichtingen.

De regels van het publiekrecht zijn gericht op de behartiging van het algemeen belang terwijl de private rechtsregels gericht zijn op de realisatie van louter particuliere belangen. Bij het realiseren van de taken van algemeen belang moet er een ander instrumentarium worden gehanteerd dan voor de privaatrechtelijke actoren.

De grondwettelijke regels van gelijkheid en non-discriminatie sluiten niet uit dat er een verschil is in behandeling tussen categorieën van personen, voor zover deze verschillende behandeling berust op een objectief criterium, goed gemotiveerd is en de gebruikte middelen proportioneel zijn aan het beoogde doel. In dit geval rechtvaardigt de noodzaak om de continuïteit van de openbare dienstverlening te waarborgen en de uitoefening van een taak van algemeen belang niet in gevaar te brengen, het verschil in behandeling tussen deze laatste en de verantwoordelijken van de verwerking in de privésector. Het niet toepassen van de administratieve geldboete voor de verwerkingsverantwoordelijken binnen de overheidssector is proportioneel met het beoogde doel, in de mate dat dit toelaat om de continuïteit van de openbare dienstverlening niet in gevaar te brengen, zonder alle drukkingsmiddelen te verbannen om de verantwoordelijke voor de verwerking ertoe aan te zetten om nauwgezet de regels voor gegevensbescherming na te leven. Ook als de drukkingsmiddelen niet helemaal dezelfde zijn naargelang het gaat om een verantwoordelijke voor de verwerking van de publieke sector of de privésector, blijven ze niettemin gelijkwaardig en laten toe om het doel te bereiken. In het advies van de Raad van State is bepaald dat de drukkingsmiddelen gelijkaardig moeten zijn en niet noodzakelijk identiek.

Het is geenszins de bedoeling van de wetgever om de publieke sector uit te sluiten van elk toezicht : zij blijft, desgevallend, onderworpen aan de controle van de bevoegde toezichthoudende autoriteit voor wat betreft de administratieve sancties (corrigerende maatregelen) alsook aan de rechterlijke controle en aan de strafrechtelijke sancties » (Parl. St., Kamer, 2017-2018, DOC 54-3126/001, pp. 229-230).

B.9. In het advies dat zij heeft uitgebracht over die eerste versie van de bepaling, maakte de afdeling wetgeving van de Raad van State een voorbehoud. Zij was van mening dat de overheidssector zou moeten worden verplicht de maatregelen inzake bescherming van persoonsgegevens in acht te nemen, aangezien hij gegevens verwerkt die vergelijkbaar zijn met die welke door de privésector worden verwerkt.

Door de vrijstelling van enige administratieve geldboete wordt de burger dus « een extra garantie [ontzegd] [...] dat de regels inzake gegevensbescherming in principe zullen worden nageleefd ». « Op de verwerkingsverantwoordelijken van de openbare sector moeten pressiemiddelen worden toegepast die minstens vergelijkbaar zijn met die welke voor de privésector gelden ». Zij houden immers « gegevens bij die de burgers hun dienen te overhandigen om hun wettelijke en zelfs burgerlijke verplichtingen na te komen » en, wanneer de regels eventueel worden geschonden, « kan [...] niet alleen het privéleven van de burgers, maar ook het vertrouwen van de burger in de Staat geschaad worden », omdat de AVG reeds de rechten van de burgers beperkt wanneer hun gegevens worden verwerkt voor doeleinden die verband houden met het openbaar belang en omdat « bij de wet van 3 december 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten de controle [is] afgeschaft die de sectorale comités belast met het toestaan of weigeren van de uitwisseling van gegevens binnen de administratie, uitoefenden ». De Raad van State stelt voor, teneinde het ontwerp in overeenstemming te brengen met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, de mogelijkheid in te voeren om « bijzondere plafonds [vast te stellen] voor boetes die aan de openbare sector worden opgelegd » (ibid., pp. 402-456).

B.10. De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer bracht een advies uit over diezelfde versie van het wetsontwerp. Zij is « er in beginsel voorstander van om de private en de publieke sector gelijk te behandelen op vlak van handhaving » en oefent kritiek uit op de volledige uitsluiting van de publieke sector uit het toepassingsgebied van de administratieve geldboeten, « zeker wanneer het gaat om overheden die dwingende beslissingen kunnen nemen ten aanzien van rechtsonderhorigen of wanneer de betrokkenen geen keuze hebben op wie ze beroep doen voor de verstrekking van een openbare dienst ». De corrigerende maatregelen, zoals een verwerkingsbeperking, zijn niet van die aard dat zij die vrijstelling compenseren, wegens de vereisten inzake vrijwaring van de continuïteit van de openbare dienstverlening. Volgens de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zou de afwijking ten gunste van de publieke sector, indien zij niet wordt afgeschaft, moeten « afgebakend worden in het belang van de rechtszekerheid ». In de huidige stand van de regelgeving is de toepassing van de mogelijkheid die door artikel 83, lid 7, van de AVG wordt geboden, « in strijd met [de] AVG en het legaliteitsbeginsel ». De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer is ten slotte van mening dat minstens het toepassingsgebied ratione personae van die vrijstelling zou moeten worden beperkt tot de zogenoemde « politieke » publiekrechtelijke rechtspersonen, zoals die zijn opgesomd in artikel 7bis van het Strafwetboek (ibid., pp. 717-718).

B.11. Het amendement nr. 44, dat op 3 juli 2018 werd ingediend en waarop de bestreden bepaling berust, wordt in de parlementaire voorbereiding als volgt verantwoord : « Tijdens de hoorzittingen over dit ontwerp kwam bij verschillende sprekers tot uiting dat de vrijstelling van administratieve geldboetes voor de overheid als onredelijk werd ervaren. Als we kijken naar de wetgeving van andere Europese landen ter implementatie van de Verordening, zien we dat er landen zijn waar dezelfde vrijstelling geldt, maar evengoed zijn er landen die wel toestaan dat de overheid pecuniair zou worden gesanctioneerd, en dan vooral wanneer het gaat om entiteiten van de overheid die in concurrentie treden met private spelers op de markt. We denken dan vooral aan overheidsbedrijven die actief zijn op de markt van vervoer, post- en pakjesbedeling, telefonie, communicatie,... In ons land kan men moeilijker het begrip ' concurrentie ' gebruiken, aangezien er voor een aantal overheidsbedrijven geen private tegenhangers zijn. Om er toch voor te zorgen dat er sprake kan zijn van pecuniaire sancties, wordt in dit amendement een omschrijving ontworpen die is gebaseerd op een omkering van de omschrijving die gangbaar is in het economisch recht, waar men stelt dat iedere publiekrechtelijke rechtspersoon die geen goederen of diensten aanbiedt op een markt, geen onderneming is. Als we die logica omkeren, kunnen we in het kader van dit wetsontwerp zeggen dat iedere publiekrechtelijke rechtspersoon die wel goederen of diensten aanbiedt op een markt, kan worden gesanctioneerd door administratieve geldboetes op te leggen. Dit creëert een eerlijker speelveld tussen de overheidsbedrijven en de private markt. » (Parl. St., Kamer, 2017-2018, DOC 54-3126/002, p. 55).

Ten aanzien van de ontvankelijkheid Wat het belang van de verzoekende partij betreft B.12. De Ministerraad, de Franse Gemeenschapsregering en de « Union des Villes et des Communes de Wallonie » zijn van mening dat het beroep niet ontvankelijk is om reden dat de vzw « Verbond van Belgische Ondernemingen » niet zou doen blijken van een belang om in rechte te treden. De verzoekende partij zou immers niet aantonen in welk opzicht zij rechtstreeks en ongunstig door de bestreden bepaling zou kunnen worden geraakt.

B.13.1. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof vereisen dat elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt, doet blijken van een belang. Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt; bijgevolg is de actio popularis niet toelaatbaar.

B.13.2. Wanneer een vereniging zonder winstoogmerk die niet haar persoonlijk belang aanvoert, voor het Hof optreedt, is vereist dat haar statutair doel van bijzondere aard is en, derhalve, onderscheiden van het algemeen belang; dat zij een collectief belang verdedigt; dat haar doel door de bestreden norm kan worden geraakt; dat ten slotte niet blijkt dat dit doel niet of niet meer werkelijk wordt nagestreefd.

B.14.1. De vzw « Verbond van Belgische Ondernemingen », verzoekende partij, heeft als statutair doel « de bedrijfsverenigingen die de verschillende sectoren van de Belgische economie vertegenwoordigen te groeperen en onderlinge solidariteitszin en -banden te creëren, te behouden en te ontwikkelen; de algemene belangen te behartigen van zijn leden en van de Belgische ondernemingen in het bijzonder op economisch, sociaal, technisch, wetenschappelijk, fiscaal en juridisch gebied; op alle niveaus de Belgische ondernemingen te vertegenwoordigen op interprofessioneel vlak; alles wat tot de ontwikkeling van de Belgische ondernemingen kan bijdragen te bestuderen, aan te moedigen en tot stand te brengen; samen met de overheid en de sociale organisaties naar de geschikte middelen te zoeken om de economische en sociale vooruitgang te bevorderen » (artikel 4 van haar statuten, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 7 januari 2005).

B.14.2. Dat doel onderscheidt zich van het algemeen belang en valt onder de verdediging van een collectief belang, namelijk dat van de bedrijfsverenigingen die het VBO overigens vertegenwoordigt in het kader van de collectieve onderhandelingen die plaatsvinden op het niveau van de Nationale Arbeidsraad.

Bovendien blijkt niet dat de verzoekende vereniging haar doel niet werkelijk zou nastreven.

B.15.1. De bestreden bepaling onttrekt bepaalde overheden aan het toepassingsgebied van de administratieve geldboeten bij niet-naleving van de verplichtingen inzake bescherming van persoonsgegevens. In zoverre de privéondernemingen wel het voorwerp kunnen uitmaken van administratieve geldboeten bij niet-naleving van de maatregelen inzake bescherming van de persoonsgegevens die zij moeten verwerken, kan het aldus gemaakte verschil in behandeling de ondernemingen ongunstig raken, meer bepaald wanneer de gegevens in eenzelfde gegevensverwerkende keten worden verwerkt of wanneer de ondernemingen gegevens moeten meedelen aan de overheden die in de bestreden bepaling worden beoogd.

B.15.2. De bestreden bepaling kan het statutaire doel van de verzoekende vereniging, dat onder meer erin bestaat de algemene belangen van haar leden en van de Belgische ondernemingen te bevorderen, dus rechtstreeks en ongunstig raken.

B.16. De exceptie wordt verworpen.

B.17. In tegenstelling tot wat de « Union des Villes et des Communes de Wallonie » aanvoert, zijn de middelen in voldoende begrijpelijke bewoordingen uiteengezet, zodat de exceptio obscuri libelli dient te worden verworpen.

Wat het belang van de tussenkomende partijen betreft B.18.1. De Ministerraad en de « Union des Villes et des Communes de Wallonie » zijn van mening dat de memories van tussenkomst, ingediend door de Orde van Vlaamse balies en door de « Ordre des barreaux francophones et germanophone », niet ontvankelijk zijn in zoverre die partijen noch van een eigen belang, noch van een collectief belang bij de tussenkomst doen blijken.

B.18.2. Bovendien betwist de « Union des Villes et des Communes de Wallonie » het belang van de Orde van Vlaamse balies en van de « Ordre des barreaux francophones et germanophone » bij hun tussenkomst, in zoverre zij nieuwe middelen aanvoeren die als onontvankelijk moeten worden beschouwd.

B.19. De Orde van Vlaamse balies en de « Ordre des barreaux francophones et germanophone » zijn verwerkingsverantwoordelijken in de zin van artikel 4, punt 7, van de AVG, en zijn onderworpen aan de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens type wet prom. 30/07/2018 pub. 30/03/2021 numac 2021030655 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 30/07/2018 pub. 14/08/2018 numac 2018031595 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de bescherming van bedrijfsgeheimen type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018031589 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende diverse bepalingen inzake Economie type wet prom. 30/07/2018 pub. 10/08/2018 numac 2018031637 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse financiële bepalingen sluiten en aan de bestreden bepaling.

Aangezien hun situatie, als verwerkingsverantwoordelijke, rechtstreeks kan worden geraakt door de bestreden norm, doen die partijen blijken van het vereiste belang om in het beroep tussen de komen.

B.20.1. Niettemin formuleren de twee tussenkomende partijen in hun memories tegen de bestreden bepaling andere middelen, die betrekking hebben op het bestaan van een verschil in behandeling betreffende categorieen van personen die niet verwant zijn met de categorieën die in het verzoekschrift tot vernietiging worden beoogd. De tussenkomende partijen zijn immers van mening dat zij kenmerken gemeen hebben met de in de bestreden bepaling beoogde overheden, die ertoe zouden moeten leiden ook de orden op te nemen in de vrijstelling van administratieve geldboeten. In zoverre het middel ertoe strekt een lacune te doen erkennen die te wijten is aan het ontbreken van een afwijking te hunnen gunste, veeleer dan de vernietiging van de bestreden bepaling te verkrijgen opdat alle verwerkingsverantwoordelijken zonder uitzondering aan de administratieve geldboeten zouden worden onderworpen, is het nieuw.

B.20.2. In zoverre zij menen dat de orden van advocaten niet anders mogen worden behandeld dan de overheden waarop de bestreden bepaling betrekking heeft, doordat zij zich in eenzelfde situatie bevinden, leiden de Orde van Vlaamse balies en de « Ordre des barreaux francophones et germanophone », tussenkomende partijen, een nieuw middel af, dat niet ontvankelijk is.

De tussenkomst van een persoon die doet blijken van een belang bij een procedure tot vernietiging mag de oorspronkelijke beroepen niet wijzigen of uitbreiden. Artikel 87 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, staat immers niet toe, in tegenstelling tot artikel 85, dat in de memorie nieuwe middelen worden geformuleerd.

B.21. De grieven die worden geformuleerd door de Orde van Vlaamse Balies en door de « Ordre des barreaux francophones et germanophone » kunnen slechts in aanmerking worden genomen in zoverre zij bij de in het verzoekschrift geformuleerde middelen aansluiten en in zoverre zij kunnen worden beschouwd als in een memorie vervatte opmerkingen.

Ten gronde B.22. Het enige middel is afgeleid uit de schending, door artikel 221, § 2, van de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens type wet prom. 30/07/2018 pub. 30/03/2021 numac 2021030655 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 30/07/2018 pub. 14/08/2018 numac 2018031595 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de bescherming van bedrijfsgeheimen type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018031589 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende diverse bepalingen inzake Economie type wet prom. 30/07/2018 pub. 10/08/2018 numac 2018031637 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse financiële bepalingen sluiten, van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 7, 8, 20, 21, lid 1, en 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met artikel 16, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met het algemeen beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie in het recht van de Europese Unie, met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met de artikelen 83 en 84 van de AVG, in zoverre het de mogelijkheid uitsluit om een administratieve geldboete op te leggen aan de overheden en hun aangestelden of gemachtigden, tenzij het gaat om een publiekrechtelijke rechtspersoon die goederen of diensten aanbiedt op een markt.

B.23. De bepaling wordt bestreden in zoverre zij een verschil in behandeling zou creëren tussen, enerzijds, overheden en hun aangestelden of gemachtigden, tenzij het gaat om een publiekrechtelijke rechtspersoon die goederen of diensten aanbiedt op een markt, en, anderzijds, alle privaatrechtelijke personen die aan de regels van de AVG onderworpen zijn, in zoverre die twee categorieën van personen soortgelijke activiteiten kunnen uitoefenen en soortgelijke persoonsgegevens kunnen verwerken, terwijl zij niet op dezelfde manier worden behandeld wat betreft de sancties bij niet-naleving van de verplichtingen inzake de bescherming van persoonsgegevens.

B.24.1. In tegenstelling tot hetgeen de Ministerraad en de Franse Gemeenschapsregering aanvoeren, volstaat de loutere omstandigheid dat de AVG een bewegingsvrijheid biedt om al dan niet administratieve geldboeten op te leggen aan overheden, zonder diezelfde bewegingsvrijheid aan de privépersonen te bieden, niet om te besluiten dat de eerste categorie van personen en de tweede categorie van personen niet voldoende vergelijkbaar zouden zijn ten aanzien van de wetgeving betreffende persoonsgegevens.

B.24.2. Aangezien, enerzijds, het begrip « verwerkingsverantwoordelijke » voor persoonsgegevens in de zin van artikel 4, punt 7, van de AVG, zonder onderscheid van toepassing is op de privésector en op de publieke sector, en, anderzijds, de persoonsgegevens die door de twee categorieën van personen worden verwerkt identiek van aard kunnen zijn en betrekking hebben op gegevens betreffende onder meer de identiteit, de gezondheid en de financiële situatie van personen, zijn de twee categorieën van personen voldoende vergelijkbaar.

B.25. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is.

Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.

B.26.1. De bestreden bepaling sluit de mogelijkheid uit, voor de Gegevensbeschermingsautoriteit, om administratieve geldboeten op te leggen bij niet-naleving van de verplichtingen inzake bescherming van persoonsgegevens door overheden en door hun aangestelden of gemachtigden. Als uitzondering beoogt zij bepaalde overheden, op basis van twee criteria : de hoedanigheid van publiekrechtelijke rechtspersoon en de activiteit van die laatste, die erin bestaat goederen of diensten aan te bieden op een markt. De uitsluiting van de overheden en van hun aangestelden of gemachtigden vindt dus plaats wanneer die twee criteria niet zijn vervuld.

B.26.2. Wat het eerste criterium betreft, kunnen de overheden en hun aangestelden of gemachtigden worden onderscheiden van de privaatrechtelijke rechtspersonen doordat zij enkel opdrachten van openbare dienstverlening vervullen en zij uitsluitend het algemeen belang moeten dienen.

B.26.3. Wat het tweede criterium betreft, blijkt uit de parlementaire voorbereiding dat men, om vast te stellen of « goederen of diensten [worden aangeboden] op een markt », onder de overheden die door het eerste criterium worden beoogd, die overheden moet identificeren die, op een of andere wijze, in concurrentie kunnen treden met de private actoren die onderworpen zijn aan de verplichtingen van de AVG (Parl.

St., Kamer, 2017-2018, DOC 54-3126/002, p. 55).

B.26.4. De twee criteria zijn objectief.

B.27. Uit de parlementaire voorbereiding van de bestreden bepaling blijkt dat het niet-opleggen van administratieve geldboeten aan bepaalde publieke verwerkingsverantwoordelijken wordt gemotiveerd door de noodzaak om de continuïteit van de openbare dienstverlening te waarborgen en de uitoefening van een opdracht van algemeen belang niet in gevaar te brengen (Parl. St., Kamer, 2017-2018, DOC 54-3126/001, pp. 229-230). Die doelstellingen die de wetgever op dat gebied nastreeft, kunnen op zich als wettig worden beschouwd. Er dient evenwel te worden nagegaan of de maatregel objectief en redelijk is verantwoord, rekening houdend met de gevolgen die hij met zich meebrengt, meer bepaald wat het recht op bescherming van persoonsgegevens betreft.

B.28. Het opleggen van administratieve geldboeten aan overheden die belast zijn met een opdracht van algemeen belang kan de uitoefening van die opdracht in gevaar brengen en bijgevolg afbreuk doen aan de continuïteit van de openbare dienstverlening, wegens de financiële last die eraan verbonden is. Niettegenstaande de verplichting die voortvloeit uit artikel 83, lid 2, van de AVG, ten aanzien van de Gegevensbeschermingsautoriteit, om een reeks concrete elementen in aanmerking te nemen wanneer zij onderzoekt of het opportuun is om administratieve geldboeten op te leggen - waaronder het doel van algemeen belang van de opdrachten die door de verwerkingsverantwoordelijke worden uitgeoefend -, vormt de vrijstelling van elke geldboete een pertinente maatregel ten opzichte van de doelstellingen die door de wetgever worden nagestreefd.

B.29.1. Toen de wetgever de door het Europees recht geboden mogelijkheid aangreep om bepaalde publieke personen vrij te stellen van administratieve geldboeten, vermocht hij redelijkerwijs te oordelen dat het niet noodzakelijk was om de overheden en hun aangestelden of gemachtigden die geen publiekrechtelijke rechtspersonen zijn die goederen of diensten aanbieden op een markt, te onderwerpen aan het systeem van administratieve geldboeten.

B.29.2. De administratieve geldboete is immers niet de enige maatregel waarmee de inachtneming van de AVG kan worden gewaarborgd. Het recht van de Europese Unie heeft rekening gehouden met het rechtssysteem van lidstaten die niet toestaan dat administratieve geldboeten worden opgelegd. De in de bestreden bepaling beoogde personen kunnen nog steeds worden veroordeeld tot corrigerende maatregelen en, in laatste instantie, tot strafsancties. De wetgever vermocht redelijkerwijs te oordelen dat die alternatieve maatregelen voldoende afschrikkend waren en dat zij toelieten de verplichting om de AVG in acht te nemen en de bekommernis om de continuïteit van de openbare dienstverlening te garanderen en om de uitoefening van een opdracht van algemeen belang niet in gevaar te brengen, te verzoenen.

Ook dient eraan te worden herinnerd dat de administratieve geldboeten tot bestraffing van de niet-naleving van de verplichtingen inzake gegevensbescherming slechts onrechtstreeks verbonden zijn aan een daadwerkelijke inachtneming van het recht van individuen op bescherming van hun persoonsgegevens. Die specifieke bescherming maakt het voorwerp uit van de burgerlijke aansprakelijkheidsregeling voor de verwerkingsverantwoordelijken, die is vervat in artikel 82 van de AVG. Het recht van eenieder om schadevergoeding te ontvangen voor de geleden schade, staat zonder onderscheid open tegen de privéondernemingen en tegen de door de bestreden bepaling beoogde overheden.

B.30. De bestreden bepaling heeft overigens niet tot gevolg dat mogelijkerwijs meer kwetsbare verwerkingsverantwoordelijken op economisch vlak ernstiger zouden worden geraakt door de sancties die hun kunnen worden opgelegd door de Gegevensbeschermingsautoriteit.

Overweging 148 van de AVG bepaalt immers dat « indien de te verwachten geldboete een onevenredige last zou berokkenen aan een natuurlijke persoon, [...] in plaats van een geldboete [kan] worden gekozen voor een berisping ». Hoe dan ook is de werkgroep over de bescherming van personen inzake verwerking van persoonsgegevens, in zijn richtsnoeren, van oordeel dat de geldboeten niet automatisch worden opgelegd (Richtsnoeren voor de toepassing en vaststelling van administratieve geldboeten in de zin van Verordening (EU) 2016/679, goedgekeurd op 3 oktober 2017, 17/NL WP 253).

B.31. Wat het argument betreft dat het bedrag van de administratieve geldboeten had specifiek kunnen zijn aangepast voor de overheden bedoeld in de bestreden bepaling, behoort de beoordeling van de strengheid waarmee een misdrijf kan worden bestraft, tot het opportuniteitsoordeel van de wetgever. Wat de strafmaat en de bedragen van de straffen betreft, moet de beoordeling van het Hof beperkt blijven tot die gevallen waarin de keuze van de wetgever dermate onsamenhangend is dat ze leidt tot een kennelijk onredelijk verschil in behandeling van vergelijkbare misdrijven, of tot onevenredige gevolgen, gelet op de door de wetgever nagestreefde doelstellingen.

B.32. Aangezien de wetgever, met de bestreden bepaling, de continuïteit van de openbare dienstverlening wil verzekeren en de uitoefening van een opdracht van algemeen belang niet in gevaar wil brengen, heeft de vrijstelling van administratieve geldboeten waarin wordt voorzien voor de in de bestreden bepaling bedoelde overheden, geen onevenredige gevolgen omdat zij toelaat te vermijden dat de financiële gevolgen van een dergelijke sanctie doorwegen op de burger en op de kwaliteit van de openbare dienstverlening, en tegelijkertijd de mogelijkheid vrijwaart om alternatieve afschrikkende maatregelen op te leggen bij niet-naleving van de verplichtingen die voortvloeien uit de AVG. B.33. Het onderzoek van de bestaanbaarheid van de bestreden bepaling met de artikelen 7, 8, 20, 21, lid 1, en 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met artikel 16, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met het algemeen beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie in het recht van de Europese Unie, met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met de artikelen 83 en 84 van de AVG, leidt niet tot een ander besluit.

Ten aanzien van het verzoek om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie B.34. Het VBO vraagt aan het Hof om twee prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. Het is van mening dat het aangewezen zou zijn het Hof van Justitie te ondervragen over de geldigheid van artikel 83 van de AVG ten opzichte van het primaire recht van de Europese Unie, door de volgende twee prejudiciële vragen te stellen : « Is de volledige vrijstelling van administratieve geldboeten voor de overheidsinstanties en overheidsorganen die wordt toegestaan bij artikel 83, lid 7, van de Verordening 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens bestaanbaar met, enerzijds, het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie en, anderzijds, het recht op bescherming van het privéleven en van de persoonsgegevens ? Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoordt, blijft hetzelfde artikel 83, lid 7, van de Verordening, in samenhang gelezen met artikel 84, lid 2, ervan, dan bestaanbaar met die rechten en beginselen wanneer het wordt geïnterpreteerd in die zin dat het de lidstaten toelaat in geen enkele andere vorm van sanctie te voorzien in geval van een inbreuk, door de overheidsinstanties die geen goederen of diensten aanbieden op een markt, op de bepalingen van die Verordening ? ».

B.35. Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie blijkt dat « de nationale rechterlijke instanties een onderzoek kunnen instellen naar de geldigheid van een handeling van de Unie en, indien zij menen dat de ambtshalve of door partijen aangevoerde middelen van ongeldigheid ongegrond zijn, deze kunnen verwerpen door vast te stellen dat de handeling ten volle geldig is » (HvJ, 22 oktober 1987, 314/85, Foto-Frost, punt 14; 3 juli 2019, C-644/17, Eurobolt BV, punt 28).

B.36. Artikel 83, lid 7, van de AVG, zoals het door de bestreden bepaling wordt toegepast, heeft noch tot doel, noch tot gevolg de inachtneming van het primaire recht van de Europese Unie te belemmeren. De aan de lidstaten geboden mogelijkheid tot uitsluiting van bepaalde overheden uit het toepassingsgebied van de administratieve geldboeten berust op een objectief criterium en is niet zonder redelijke verantwoording, nu zulks geen afbreuk doet aan de bevoegdheid van de toezichthoudende autoriteiten tot het nemen van corrigerende maatregelen overeenkomstig artikel 58, lid 2, van de AVG. Die bepaling kan bijgevolg niet voor ongeldig worden gehouden. Ook al beperkt zij het aantal dwangmaatregelen die de inachtneming van de AVG kunnen waarborgen, zij doet op zich geen afbreuk aan het recht op bescherming van het privéleven en van de persoonsgegevens.

B.37. Het is bijgevolg niet nodig de door de verzoekende partij voorgestelde prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie te stellen.

B.38. Het middel is niet gegrond.

Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.

Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 14 januari 2021.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, F. Daoût

^