Etaamb.openjustice.be
Wijziging Aan De Grondwet van 20 november 1998
gepubliceerd op 24 november 1998

Wijziging aan de Grondwet (2)

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
1998021460
pub.
24/11/1998
prom.
20/11/1998
ELI
eli/wet/1998/11/20/1998021460/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

20 NOVEMBER 1998. - Wijziging aan de Grondwet (1) (2)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben, in de door artikel 195 van de Grondwet bepaalde voorwaarden, aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : Enig artikel. Artikel 151 van de Grondwet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 151.§ 1. De rechters zijn onafhankelijk in de uitoefening van hun rechtsprekende bevoegdheden. Het openbaar ministerie is onafhankelijk in de individuele opsporing en vervolging onverminderd het recht van de bevoegde minister om de vervolging te bevelen en om de bindende richtlijnen van het strafrechtelijk beleid, inclusief die van het opsporings- en vervolgingsbeleid, vast te leggen. § 2. Er bestaat voor geheel België een Hoge Raad voor de Justitie. Bij de uitoefening van zijn bevoegdheden respecteert hij de onafhankelijkheid bedoeld in § 1.

De Hoge Raad voor de Justitie bestaat uit een Nederlandstalig en uit een Franstalig college. Elk college telt evenveel leden en is paritair samengesteld enerzijds uit rechters en ambtenaren van het openbaar ministerie die rechtstreeks verkozen worden door hun gelijken onder de voorwaarden en op de wijze bij de wet bepaald, en anderzijds uit andere leden benoemd door de Senaat met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen onder de voorwaarden bij de wet bepaald.

Binnen elk college is er een benoemings en aanwijzingscommissie en een advies- en onderzoekscommissie, die elk paritair zijn samengesteld overeenkomstig de bepaling van het vorige lid. § 3. De Hoge Raad voor de Justitie oefent zijn bevoegdheden uit in volgende materies : De wet bepaalt nader de samenstelling van de Hoge Raad voor de Justitie, zijn colleges en hun commissies evenals de voorwaarden waaronder en de wijze waarop zij hun bevoegdheden uitoefenen. 1° de voordracht van de kandidaten voor een benoeming tot rechter, zoals bedoeld in § 4, eerste lid, of tot ambtenaar van het openbaar ministerie;2° de voordracht van de kandidaten voor een aanwijzing in de functies bedoeld in § 5, eerste lid, en in de functies van korpschef bij het openbaar ministerie;3° de toegang tot het ambt van rechter of van ambtenaar van het openbaar ministerie;4° de vorming van de rechters en de ambtenaren van het openbaar ministerie;5° het opstellen van standaardprofielen voor de aanwijzingen bedoeld in 2°;6° het geven van adviezen en voorstellen inzake de algemene werking en de organisatie van de rechterlijke orde;7° het algemeen toezicht op en de bevordering van het gebruik van de interne controlemiddelen;8° met uitsluiting van enige tuchtrechtelijke en strafrechtelijke bevoegdheid : - het ontvangen en het opvolgen van klachten inzake de werking van de rechterlijke orde; - het instellen van een onderzoek naar de werking van de rechterlijke orde.

Onder de voorwaarden en op de wijze bepaald bij de wet, worden de bevoegdheden vermeld onder 1° tot en met 4° toegewezen aan de bevoegde benoemings- en aanwijzingscommissie en de bevoegdheden vermeld onder 5° tot en met 8° toegewezen aan de bevoegde advies- en onderzoekscommissie.De wet bepaalt in welke gevallen en op welke wijze de benoemings- en aanwijzingscommissies enerzijds, en de advies- en onderzoekscommissies anderzijds, hun bevoegdheden gezamenlijk uitoefenen.

Een wet aan te nemen met de meerderheid bepaald in artikel 4, laatste lid, bepaalt de overige bevoegdheden van deze Raad. § 4. De vrederechters, de rechters in de rechtbanken, de raadsheren in de hoven en in het Hof van Cassatie worden door de Koning benoemd onder de voorwaarden en op de wijze bepaald bij de wet.

Deze benoeming geschiedt op gemotiveerde voordracht van de bevoegde benoemings- en aanwijzingscommissie, bij een tweederde meerderheid overeenkomstig de modaliteiten bij de wet bepaald en na afweging van de bekwaamheid en geschiktheid. Deze voordracht kan enkel worden geweigerd op de wijze bij de wet bepaald en mits motivering.

In geval van benoeming tot raadsheer in de hoven en in het Hof van Cassatie, geven de betrokken algemene vergaderingen van deze hoven, voorafgaandelijk aan de voordracht bedoeld in het vorige lid, een gemotiveerd advies op de wijze bij de wet bepaald. § 5. De eerste voorzitter van het Hof van Cassatie, de eerste voorzitters van de hoven en de voorzitters van de rechtbanken worden door de Koning in deze functies aangewezen onder de voorwaarden en op de wijze bij de wet bepaald.

Deze aanwijzing geschiedt op gemotiveerde voordracht van de bevoegde benoemings- en aanwijzingscommissie, bij een tweederde meerderheid overeenkomstig de modaliteiten bij de wet bepaald en na afweging van de bekwaamheid en geschiktheid. Deze voordracht kan enkel worden geweigerd op de wijze bij de wet bepaald en mits motivering.

In geval van aanwijzing tot de functie van eerste voorzitter van het Hof van Cassatie of van eerste voorzitter van de hoven geven de betrokken algemene vergaderingen van deze hoven, voorafgaandelijk aan de voordracht bedoeld in het vorige lid, een gemotiveerd advies op de wijze bij de wet bepaald.

De voorzitter en de afdelingsvoorzitters van het Hof van Cassatie, de kamervoorzitters van de hoven en de ondervoorzitters van de rechtbanken worden door de hoven en de rechtbanken in deze functies aangewezen uit hun leden onder de voorwaarden en op de wijze bij de wet bepaald.

Onverminderd de bepalingen van artikel 152, bepaalt de wet de duur van de aanwijzingen in deze functies. § 6. Op de wijze bij de wet bepaald, worden de rechters, de titularissen van de functies bedoeld in § 5, vierde lid, en de ambtenaren van het openbaar ministerie onderworpen aan een evaluatie.

Overgangsbepaling De bepalingen van de §§ 3 tot 6 treden in werking na de installatie van de Hoge Raad voor de Justitie, zoals bedoeld in § 2.

Op deze datum worden de eerste voorzitter, de voorzitter en de afdelingsvoorzitters van het Hof van Cassatie, de eerste voorzitters en de kamervoorzitters van de hoven en de voorzitters en de ondervoorzitters van de rechtbanken geacht in deze functies te zijn aangewezen voor de duur en onder de voorwaarden bij de wet bepaald en tegelijk te zijn benoemd in respectievelijk het Hof van Cassatie, het hof van beroep of het arbeidshof en de overeenkomstige rechtbank.

Tot dan blijven de hiernavolgende bepalingen van toepassing.

De vrederechters en de rechters in de rechtbanken worden rechtstreeks door de Koning benoemd.

De raadsheren in de hoven van beroep en de voorzitters en ondervoorzitters van de rechtbanken van eerste aanleg binnen hun rechtsgebied worden door de Koning benoemd uit twee lijsten van twee kandidaten, de ene door die hoven, de andere, naar gelang van het geval, door de provincieraden en de Raad van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest voorgelegd.

De raadsheren in het Hof van Cassatie worden door de Koning benoemd uit twee lijsten van twee kandidaten, de ene door het Hof van Cassatie, de andere beurtelings door de Kamer van volksvertegenwoordigers en door de Senaat voorgelegd.

In beide gevallen mogen de op een lijst voorgedragen kandidaten ook op de andere worden voorgedragen.

Alle voordrachten worden openbaar gemaakt ten minste vijftien dagen voor de benoeming.

De hoven kiezen uit hun leden, hun voorzitters en ondervoorzitters. » Kondigen deze bepaling af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

ALBERT Gegeven te Ciergnon, 20 november 1998.

De Minister van Binnenlandse Zaken, J.-L. DEHAENE Met 's Lands zegel gezegeld: De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Justitie, T. VAN PARYS

------ Nota (1) Verklaring tot herziening van de Grondwet (Belgisch Staatsblad van 12 april 1995).(2) Gewone zitting 1997-1998. Kamer van volksvertegenwoordigers.

Parlementaire Stukken. - Voorstel en toelichting, nr. 1675/1. - Amendementen, nrs. 1675/2 en 3. - Verslag, nr. 1675/4. - Tekst aangenomen door de verenigde Commissies, nr. 1675/5. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 1675/6.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 20 en 22 oktoberr 1998.

Senaat.

Parlementaire Stukken. - Tekst overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, nr. 1-1121/1. - Amendementen, nr. 1-1121/2. - Verslag, nr. 1-1121/3. - Tekst verbeterd door de Commissie, nr. 1-1121/4. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering, nr. 1-1121/5.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 19 november 1998.

^